Les in lezen 02a Onderzoekslijn 2 Rapport

LES IN LEZEN Effectief leesonderwijs voor het basis- en secundair onderwijs in Vlaanderen O&O-opdracht “Effectief leesonderwijs in het basis- en secundair onderwijs in Vlaanderen: identificatie en evaluatie van het praktijkmodel ‘Lezen op School’” Rapport Onderzoekslijn 2 Verticale en horizontale analyse van de Lezen-op-School projecten dr. Kim Bellens, Stefan De Clerck, dr. Pieter Verachtert, Eva Maesen & dr. Aster Van Mieghem (ExpertiseCentrum voor Effectief Leren - Thomas More Hogeschool) & Prof. dr. Wouter Schelfhout (Universiteit Antwerpen) Projectmedewerkers Prof. dr. Jordi Casteleyn, Prof. dr. Tom Smits & Prof. dr. Mathea Simons (Universiteit Antwerpen) Promotoren

COLOFON Deze publicatie kwam tot stand met de steun van het Vlaams ministerie van onderwijs en vorming. Les in Lezen Verticale en horizontale analyse van de Lezen-op-School-projecten April 2023 Auteurs dr. Kim Bellens - ExpertiseCentrum voor Effectief Leren - Thomas More [kim.bellens@thomasmore.be] Stefan De Clerck - ExpertiseCentrum voor Effectief Leren - Thomas More [stefan.declerck@thomasmore.be] dr. Pieter Verachtert - ExpertiseCentrum voor Effectief Leren - Thomas More [pieter.verachtert@thomasmore.be] Eva Maesen - ExpertiseCentrum voor Effectief Leren - Thomas More [eva.maesen@thomasmore.be] dr. Aster Van Mieghem - ExpertiseCentrum voor Effectief Leren - Thomas More [aster.vanmieghem@thomasmore.be] Prof. dr. Wouter Schelfhout - Antwerp School of Education Universiteit Antwerpen [wouter.schelfhout@uantwerpen.be] Prof. dr. Jordi Casteleyn - Antwerp School of Education Universiteit Antwerpen [jordi.casteleyn@uantwerpen.be] Prof. dr. Mathea Simons - Antwerp School of Education Universiteit Antwerpen [mathea.simons@uantwerpen.be] Prof. dr. Tom Smits - Antwerp School of Education Universiteit Antwerpen [tom.smits@uantwerpen.be] Met dank aan We willen graag onze oprechte dank uitspreken aan de stuurgroep en het Vlaams ministerie van onderwijs en vorming voor de opvolging van dit project en hun gewaardeerd advies. Ook spreken we onze dank uit aan alle coördinatoren, leerkrachten en directies die in het kader van dit project ons te woord stonden en hun materiaal met ons deelden. Gelieve deze publicatie te citeren als Bellens, K., De Clerck, S., Verachtert, P., Maesen, E., Van Mieghem, A., Schelfhout, W., Casteleyn, J., Simons, M., & Smits, T.F.H. (2023). Les in lezen. Verticale en horizontale analyse van de Lezen-opSchool-projecten. Antwerpen: Universiteit Antwerpen.

Les in Lezen: Onderzoekslijn 2 – Verticale en horizontale analyse Lezen op School-projecten 3 Beleidssamenvatting In het voorjaar van 2020 lanceerde het Departement Onderwijs en Vorming van de Vlaamse Overheid de oproep ‘Lezen op school’ (LoS). Het betrof een oproep om taalstimulerende activiteiten Nederlands voor schoolgaande kinderen en jongeren op te zetten in samenwerking met de plaatselijke bibliotheken. Het Departement mikte op een verscheidenheid aan aanvragers, met o.a. scholen, hogescholen, bibliotheken, onderwijskoepels, vzw’s, enzovoort. In dit onderzoeksrapport beoogden we de evaluatie van het praktijkmodel ‘Lezen op school’ (Onderzoekslijn 2). Daartoe maakten we een wetenschappelijke analyse van de 22 LoS-projecten en een bijhorende LoS-praktijk. We gingen na welke initiatieven en activiteiten opgezet werden naar aanleiding van de oproep ‘Lezen op school’. Ook gingen we na op welke manier deze initiatieven en activiteiten zijn onthaald in de onderwijspraktijk. Meer specifiek stelden we drie onderzoeksdoelen voorop in dit onderzoeksrapport. Onderzoeksdoel 1 betreft het in kaart brengen van elk van de 22 lopende LoS-projecten. We beogen zicht te krijgen op elk LoS-project door een achttal aspecten (aanleiding, doelstellingen en doelgroep, partners en samenwerking, geplande en uitgevoerde acties, monitoring en evaluatie, mate van realisatie, ervaren effecten, en randvoorwaarden) van de projecten in kaart te brengen. Onderzoeksdoel 2 beoogt generieke uitspraken overheen de 22 LoS-projecten. Hiervoor gaan we op zoek naar een aantal algemene kenmerken van de projecten met betrekking tot de bovenstaande acht aspecten en besteden we voornamelijk aandacht aan de randvoorwaarden voor het succesvol opzetten van een praktijkmodel zoals ‘Lezen op School’. Onderzoeksdoel 3 vormt de brug tussen onderzoekslijn 1 en 2. Hierbij nemen we de systematische meta-review als kader om de LoS-projecten te beschrijven met betrekking tot effectief leesonderwijs. We gaan na in welke mate de opgezette acties binnen de LoSprojecten stroomlijnen met kenmerken van effectief leesonderwijs. De resultaten van dit laatste onderzoeksdoel zijn terug te vinden in het overkoepelende tussentijds onderzoeksrapport van Onderzoekslijn 1 & 2. Om een antwoord te verkrijgen op bovenstaande onderzoeksdoelen, hanteerden we casestudies als onderzoeksmethodiek. Casestudies zijn bijzonder geschikt om te achterhalen hoe de betrokkenen de LoS-praktijken ervaarden en hieraan betekenis gaven (Swanborn, 2010; Yin, 2017). Enerzijds beoogden we zicht te krijgen op de diverse LoS-projecten via documentenanalyses van de projectoproep en -aanvragen en beschikbare data via de overheid, en via interviews met de centrale betrokken (c.q. de projectcoördinatoren). Anderzijds werd per LoS-project ook één school bezocht om een zicht te krijgen op hoe elk LoS-project een vertaling naar de praktijk kon krijgen. Tijdens deze schoolbezoeken hanteerden we verscheidene dataverzamelingstechnieken zoals documentenanalyse, bevragingen, en observaties. Op deze manier trachten we een steentje bij te dragen aan de realisatie van de kwaliteitsverwachtingen zoals beschreven in het Referentiekader Onderwijskwaliteit. Op basis van voorliggend rapport kunnen we onderstaande conclusies en aanbevelingen formuleren. Allereerst blijkt uit de 22 LoS-projecten dat er in het Vlaamse onderwijslandschap zeer veel dingen gebeuren rond lezen. Nagenoeg alle projecten konden verder bouwen op reeds bestaande initiatieven rond lezen. De LoS-oproep werd dan ook dankbaar aangegrepen om bestaande initiatieven sterker te stroomlijnen, meerdere losse initiatieven op elkaar af te stemmen, initiatieven verder uit te diepen en nieuwe initiatieven uit te werken. Daarbij is een groot enthousiasme van alle betrokkenen merkbaar. We kunnen dan ook stellen dat de nood om het leesonderwijs in Vlaanderen

Les in Lezen: Onderzoekslijn 2 – Verticale en horizontale analyse Lezen op School-projecten 4 te verbeteren, wordt erkend en dat zeer veel onderwijsactoren hun schouders hier mee onder willen zetten. Dat enthousiasme toont zich ook in de partnerschappen die in de LoS-projecten werden opgezet en/of verder uitgediept. Samenwerkingsverbanden werden verinnigd en/of nieuwe partnerschappen werden aangegaan waardoor netwerken werden geïntensifieerd en uitgebreid. Op basis van de succesvolle samenwerkingen die werden vastgesteld in de LoS-projecten, durven we stellen dat de LoS-projecten een bijdrage hebben geleverd aan het verder uitwerken van duurzame samenwerkingsverbanden om het leesonderwijs te optimaliseren. Echter, uit het onderzoek komen ook een aantal aandachtspunten naar voren. Zo blijkt allereerst dat het helder en voldoende afgebakend formuleren van doelstellingen van fundamenteel belang is om een haalbare koers voor alle betrokken partners te bepalen. Beginnend bij de projectoproep waarin helder gesteld moet worden wat de projecten dienen beogen te bereiken. Vervolgens dienen ook de projectaanvragers (scholen, organisaties die expertise aanleveren, en socioculturele organisaties en gemeentebesturen) duidelijk en haalbaar te formuleren wat zij met het project willen bereiken door op deze projectoproep in te tekenen. Het vooropstellen van enkele afgelijnde doelen kan ervoor zorgen dat er meer bereikt wordt dan wanneer zeer brede, vage, uiteenlopende doelen voorop worden gesteld. Het voorop stellen van duidelijke en haalbare doelen zorgt ervoor dat het opvolgen van (de bijdrage van) het project makkelijker kan verlopen. Deze monitoring en evaluatie gebeurde in de LoSpraktijken nauwelijks. Het monitoren en evalueren van het project betreft het houden van de vinger aan de pols, waarbij voortdurend wordt nagegaan hoe initiatieven onthaald worden, welke bijdrage ze hebben, en op welke punten ze moeten worden bijgestuurd en geoptimaliseerd. Dit gebeurde in de LoS-praktijken in hoofdzaak op basis van buikgevoel. Zo werden in heel wat LoS-projecten bv. acties opgezet die gericht waren op het professionaliseren van de directe betrokkenen in het leesonderwijs, waaronder leraren en bibliotheekmedewerkers. Het effect van deze bijscholingen werd echter in vele gevallen niet in kaart gebracht en beperkte zich in vele gevallen tot de gepercipieerde tevredenheid van de betrokkenen. Het gegeven dat monitoring en evaluatie vaak ontbrak, impliceert dat het zeer moeilijk alsniet onmogelijk was om mogelijks ineffectieve praktijken te identificeren en bij te schaven, maar ook dat effectieve praktijken onvoldoende tot hun recht kwamen en verder uitgebouwd kunnen worden. Dit heeft vervolgens implicaties voor de duurzame verankering van de acties na afloop van het project. In heel wat projecten werden acties opgezet waaruit de intentie blijkt om de geïnitieerde initiatieven verder te zetten ook na afloop van het project. Daarbij werden acties uitgerold zoals het uitwerken van een visie rond lezen, het uitbouwen van een leesnetwerk, het opzetten van een uitleensysteem voor boeken, … Er is echter weinig garantie dat dit ook daadwerkelijk zal gebeuren. Zicht krijgen op ‘wat werkt (niet)’ zorgt ervoor dat gericht verdere acties kunnen worden opgezet. Dit zorgt ervoor dat de inspanningen van de betrokkenen lonen, wat de kans op continuering van de acties kan verhogen. Een vierde bedenking betreft het gegeven dat vele initiatieven gericht waren op de omkadering van het leesonderwijs aan leerlingen, eerder dan op het effectief (leren) lezen van leerlingen. Zo merkten we dat heel wat LoS-projecten in hoofdzaak inzetten op (1) het creëren van een krachtige leesomgeving (o.a. door het inrichten van gezellige leesplekken op school, door de brug te vormen tussen school en bib, …) en (2) het professionaliseren van actoren die direct betrokken waren bij het leesonderwijs aan leerlingen, waaronder leerkrachten, bibliotheekmedewerkers, … en dit door middel van een veelheid aan manieren met onder meer formele professionaliseringsinitiatieven, lerende netwerken, coachingssessies en informele leermomenten. Daardoor/bijgevolg werd in alle LoSprojecten een eerder indirecte bijdrage van het LoS-project verondersteld op de leesmotivatie en de leesvaardigheid van leerlingen, wat wel vaak als ultieme hoofddoelstelling werd geponeerd.

Les in Lezen: Onderzoekslijn 2 – Verticale en horizontale analyse Lezen op School-projecten 5 Op basis van de focus en de opgezette activiteiten van de LoS-projecten - die zich in hoofdzaak richtten op de omkadering van het leesonderwijs - kan enerzijds de vraag gesteld worden in welke mate we effecten op de leesmotivatie en leesvaardigheid kunnen verwachten in de korte looptijd van het project. Anderzijds geven scholen en projectbetrokkenen aan dat ze niet weten welke instrumenten hiervoor voor handen zijn, op welke manier dergelijke metingen kunnen gebeuren, en dat ze ondersteuning nodig hebben bij het verwerken en interpreteren van dergelijke data. Tot slot willen we de kritische vraag opwerpen in welke mate de initiatieven de vooropgestelde doelgroep bereikt hebben. De LoS-oproep wilde door het opzetten van leesbevorderende initiatieven in hoofdzaak risicoleerlingen – met name leerlingen met een grotere kans op een lage leesmotivatie en lage leesvaardigheid – bereiken. Vele initiatieven die enigszins gericht waren op leerlingen, kaderen binnen het opzetten van een krachtige leesomgeving. Te denken valt aan het inrichten van knusse leesplekken, het stimuleren van bibbezoek (ook na de schooluren), het uitbreiden van het aanbod aan boeken, … Kan het zijn dat dergelijke initiatieven in hoofdzaak het lezen aantrekkelijker maken voor kinderen die al een bepaalde mate van leesvaardigheid hebben en die de leesmicrobe al te pakken gekregen hebben? Of zorgen deze initiatieven ervoor dat kinderen die al graag en goed lezen, nog liever en beter gaan lezen? De vraag is dan ook: leiden de projecten ertoe dat álle kinderen meer, liever en beter lezen? Bovenstaande conclusies en aandachtspunten kunnen van meerwaarde zijn om in rekening te brengen bij het uitschrijven van en intekenen op komende gelijkaardige projectoproepen.

Les in Lezen: Onderzoekslijn 2 – Verticale en horizontale analyse Lezen op School-projecten 6 Inhoud 1. Inleiding ............................................................................................................................................. 8 2. Methodologie .................................................................................................................................. 11 2.1 Dataverzameling LoS-projecten .......................................................................................... 11 2.1.1 Data Overheid .............................................................................................................. 11 2.1.2 Data projectcoördinatoren .......................................................................................... 12 2.1 Dataverzameling LoS-praktijken ......................................................................................... 13 2.1.1 Interviews .................................................................................................................... 14 2.1.2 Online bevraging .......................................................................................................... 14 2.1.3 Observatie van een les begrijpend lezen of een leesactiviteit ................................... 15 2.1.4 Documentenanalyse .................................................................................................... 15 2.2 Overzicht van de gehanteerde dataverzameltechnieken ................................................... 15 2.3 Selectie van scholen in functie van LoS-praktijken ............................................................. 16 2.3.1 Uitgangspunten ........................................................................................................... 16 2.3.2 Bijkomende indicatoren .............................................................................................. 17 2.3.3 Uitzondering ................................................................................................................ 18 2.3.4 Finale steekproef ......................................................................................................... 18 2.4 Analyses ............................................................................................................................... 20 2.4.1 Verticale analyse .......................................................................................................... 21 2.4.2 Horizontale analyse ..................................................................................................... 22 3. Resultaten ........................................................................................................................................ 23 3.1 Een algemene beschrijving van de Lezen op School-projecten .......................................... 23 3.1.1 Aanvragers en subsidie ................................................................................................ 23 3.1.2 Deelnemende scholen ................................................................................................. 24 3.2 Verticale analyses ................................................................................................................ 26 PROJECT 01. Liever Lezen (Hogeschool PXL) ............................................................................... 26 PROJECT 02. Lezen in actie! (Katholiek Onderwijs Vlaanderen vzw) ......................................... 33 PROJECT 03. Lezen met klasse (vzw De Rand) ............................................................................ 40 PROJECT 04. Mechelen Leesstad (Thomas More Mechelen-Antwerpen) .................................. 46 PROJECT 05. LeesbelevingsLAB en LeesANKERnetwerk Kempen (CNEK/Stuifzand) ................. 52 PROJECT 06. Meer Leeskracht (AVSG) ........................................................................................ 58 PROJECT 07. Samen L.O.S. – van Boekplezier naar Leesplezier (Wilde Raven vzw) .................. 63 PROJECT 08. Lees wijzer (POV) .................................................................................................... 69 PROJECT 09. Mee(r)lezers in Gent ............................................................................................... 77 PROJECT 10. Samen bouwen aan een kwalitatieve leesomgeving op school (Iedereen Leest vzw) .............................................................................................................................................. 83

Les in Lezen: Onderzoekslijn 2 – Verticale en horizontale analyse Lezen op School-projecten 7 PROJECT 11. Leeshelden (Provincie Vlaams-Brabant) ................................................................ 89 PROJECT 12. Boekboxen (Pedagogische begeleidingsdienst GO!) ............................................. 94 PROJECT 13. Boeken Troef! (ODISEE) ........................................................................................ 101 PROJECT 14. BIB-er en Lees! (UCLL) .......................................................................................... 107 PROJECT 15. Essen leest! (Gemeente Essen) ............................................................................ 113 PROJECT 16. Lees-hotspots in 1770 (Gemeente Liedekerke) ................................................... 118 PROJECT 17. Leesrijk Brussel (Onderwijscentrum Brussel) ...................................................... 124 PROJECT 18. Lezen doe je samen! (VIVES) ................................................................................ 130 PROJECT 19. Bib op school: iedereen leest mee (Stad Ronse) ................................................. 136 PROJECT 20. Op weg naar een krachtig leesbeleid met de digitale leescoach (Thomas More Kempen) ..................................................................................................................................... 144 PROJECT 21. Lezen is fun! (Vrije Basisschool Pius X Zele) ........................................................ 149 PROJECT 22: Bib als anker in een duurzaam leesbeleid (Bibliotheek Westerlo) .................... 154 3.3 Horizontale analyses .......................................................................................................... 160 3.3.1 Aanleiding .................................................................................................................. 160 3.3.2 Doelstellingen en doelgroepen ................................................................................. 162 3.3.3 Partners en samenwerking ........................................................................................ 165 3.3.4 Acties .......................................................................................................................... 167 3.3.5 Monitoring en evaluatie ............................................................................................ 173 3.3.6 Mate van realisatie .................................................................................................... 175 3.3.7 Ervaren effecten ........................................................................................................ 176 3.3.8 Randvoorwaarden ..................................................................................................... 179 4. Conclusies en aanbevelingen ........................................................................................................ 183 Referentielijst .................................................................................................................................... 186 Bijlagen .............................................................................................................................................. 187 Bijlage 1: Interviewleidraad coördinator(en) Lezen-op-School-project ....................................... 187 Bijlage 2. Feedback buitenlandse experten .................................................................................. 190 1. Feedback Joyce Gubbels ........................................................................................................ 190 2. Feedback Kees Vernooij ........................................................................................................ 192

Les in Lezen: Onderzoekslijn 2 – Verticale en horizontale analyse Lezen op School-projecten 8 1. Inleiding In het voorjaar van 2020 lanceerde het Departement Onderwijs en Vorming van de Vlaamse Overheid de oproep ‘Lezen op school’ (LoS). Het betrof een oproep om taalstimulerende activiteiten Nederlands voor schoolgaande kinderen en jongeren op te zetten in samenwerking met de plaatselijke bibliotheken. Het Departement mikte op een verscheidenheid aan aanvragers, met o.a. scholen, hogescholen, bibliotheken, onderwijskoepels, vzw’s, enzovoort. Zoals aangegeven in de oproep, beoogde de Overheid met deze projectoproep: “het opzetten van duurzame samenwerkingsverbanden voor leesbevordering op school [met een versterkte aandacht voor leesmotivatie en begrijpend lezen]. Via de creatie van kwaliteitsvolle leesomgevingen wil dit traject werken aan leesomkadering, vakdidactiek en het stimuleren van een schoolbreed leesbeleid als onderdeel van het taalbeleid op Nederlandstalige scholen in het Vlaams Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest voor leerplichtige kinderen en jongeren. Regio’s waar kinderen minder in contact komen met het Nederlands, zoals de grootsteden en de Vlaamse Rand, krijgen bijzondere aandacht.” In het kader van deze oproep werden 22 LoS-projecten goedgekeurd. De projecten liepen twee schooljaren, met name van 1 september 2020 tot en met 31 augustus 2022 en kenden een maximale subsidie van € 250.000 per project. Dit onderzoeksrapport is één van de deelresultaten van het onderzoeksproject ‘Effectief leesonderwijs in het basis- en secundair onderwijs in Vlaanderen: identificatie en evaluatie van het praktijkmodel Lezen op school’ (kortweg ‘Les in lezen’), dat in opdracht van het Departement Onderwijs en Vorming van de Vlaamse Overheid werd uitgevoerd. In dit onderzoeksrapport, het tussentijds onderzoeksrapport Onderzoekslijn 2, beogen we de evaluatie van het praktijkmodel ‘Lezen op school’. Daartoe maken we een wetenschappelijke analyse van de 22 LoS-praktijken. We gaan na welke initiatieven en activiteiten opgezet zijn naar aanleiding van de oproep ‘Lezen op school’. Ook onderzoeken we op welke manier deze initiatieven en activiteiten zijn onthaald in de onderwijspraktijk. Tot slot wordt de brug gevormd naar de umbrella review die eveneens in het kader van het onderzoeksproject ‘Les in lezen’ werd beoogd (zie Tussentijds onderzoeksrapport Onderzoekslijn 1) en waarbij wordt bekeken in welke mate kenmerken van effectief leesonderwijs aanwezig zijn in en/of geïnitieerd zijn door deze projecten. Concreet stellen we drie onderzoeksdoelen voorop in dit deel van het onderzoeksrapport met bijhorende onderzoeksvragen: 1. Een individuele beschrijving van elk van de 22 lopende LoS-projecten (verticale analyse). Ø Wat is de (gepercipieerde) bijdrage van elk LoS-project aan het leesonderwijs? § Welke initiatieven worden opgezet en/of verder uitgewerkt onder impuls van het LoS-project? § In welke mate worden de initiatieven als succesvol ervaren door de verschillende betrokkenen? 2. Een overkoepelende beschrijving van de 22 lopende LoS-projecten, met als voornaamste focus de randvoorwaarden voor succes (horizontale analyse). Ø Wat is de (gepercipieerde) bijdrage van de LoS-projecten aan het leesonderwijs in Vlaanderen? § In welke mate worden de LoS-projecten als succesvol ervaren door de verschillende betrokkenen? § Welke (gepercipieerde) randvoorwaarden en aandachtspunten zijn er voor het welslagen van de LoS-projecten: • op inhoudelijk-didactisch niveau?

Les in Lezen: Onderzoekslijn 2 – Verticale en horizontale analyse Lezen op School-projecten 9 • op het niveau van het voeren van een ondersteunend onderwijskundig schoolbeleid hierbij? 3. Een beschrijving van de kenmerken van effectief leesonderwijs die de LoS-projecten typeren. Ø In welke mate beantwoorden de opgezette initiatieven binnen de LoS-projecten aan kenmerken van effectief leesonderwijs: • op inhoudelijk-didactisch niveau? • op het niveau van het voeren van een ondersteunend onderwijskundig schoolbeleid hierbij? We spreken over lopende LoS-projecten, omdat op het moment dat dit onderzoeksrapport werd geschreven (juli-augustus 2022), de LoS-projecten nog niet beëindigd waren maar in hun afrondings- en eindfase zaten. Onderzoeksdoel 1 betreft het in kaart brengen van elk van de 22 lopende LoS-projecten. We beogen een zicht te krijgen op elk LoS-project door een achttal aspecten van de projecten in kaart te brengen om een antwoord te kunnen formuleren op bovenstaande onderzoeksvragen. De aspecten die we in kaart brengen zijn: 1. Aanleiding Hier brengen we de aanleiding om het LoS-project in te dienen in kaart, alsook de aanleiding voor de deelnemende scholen om aan het project deel te nemen. Dit geeft een zicht op de context waarbinnen het LoS-project werd opgezet. De ‘Lezen op school’ oproep bood immers zowel ruimte voor nieuwe initiatieven als voor de verderzetting, versterking en/of integratie van succesvolle bestaande initiatieven. Dit geeft ook aanwijzingen over de mate waarin een LoS-beleid (al) verankerd zit in het schoolbeleid. 2. Doelstellingen en doelgroep We brengen in kaart welke specifieke doelstellingen in elk project worden nagestreefd. Ook brengen we in kaart welke doelen scholen voor ogen hadden met hun deelname aan het project en op welke manier de doelstellingen van alle betrokkenen onderling bij elkaar passen. Dit geeft tevens informatie over de doelgerichtheid van het LoS-beleid, nieuw opgezet of met inpassing van een nieuw initiatief in een breder bestaand beleid. Het geeft informatie over de mate waarin aan belangrijke schoolbeleidsmatige voorwaarden is voldaan. Daarnaast bespreken we hier ook op welke doelgroep het project betrekking had, zowel naar onderwijsniveau (bv. kleuter, lager, secundair onderwijs) als naar eventuele specifieke leerlingengroepen (bv. anderstalige leerlingen). 3. Partners en samenwerking Aangezien de oproep vanuit het Departement het uitdrukkelijke doel vooropstelde om duurzame samenwerkingsverbanden op te zetten in de LoS-projecten, wordt voor elk LoS-project in kaart gebracht welke samenwerkingen werden opgezet en hoe deze samenwerkingen inhoudelijk vorm kregen. Het al dan niet duurzame karakter van deze samenwerking en de mate van intensiteit van deze samenwerking zal mee de duurzaamheid van het LoS-beleid bepalen. 4. Geplande en uitgevoerde acties Hiermee brengen we de concrete acties in kaart die zijn opgezet in het kader van het LoS-project. Het kan gaan om nieuwe acties, alsook om acties die naar aanleiding van het LoS-project werden verbeterd, aangepast, verder uitgewerkt. Deze acties kunnen

Les in Lezen: Onderzoekslijn 2 – Verticale en horizontale analyse Lezen op School-projecten 10 zich op verschillende aspecten van het voeren van een LoS-beleid situeren, bijv. visieontwikkeling, materieel-infrastructurele ingrepen, professionalisering, interne expertisedeling,... 5. Monitoring en evaluatie In dit deel geven we zicht op hoe binnen elk LoS-project de voortgang van het project in kaart werd gebracht en welke inspanningen werden geleverd om in beeld te brengen in hoeverre de beoogde projectresultaten ook bereikt werden. Dit wijst op zijn beurt dan weer op de mate waarin een cultuur van kwaliteitsverbetering aanwezig is, ter verdere ondersteuning van het LoS-beleid. 6. Mate van realisatie Hiermee brengen we in kaart in welke mate het LoS-project en de deelnemende scholen de vooropgestelde doelen (cfr. aspect Doelstellingen) hebben bereikt. 7. Ervaren effecten In dit deel geven we een beschrijving van de bijdrage die het LoS-project heeft voor alle betrokkenen. 8. Randvoorwaarden Met oog op lessen te trekken voor de toekomst, brengen we in een laatste aspect in kaart welke aspecten het welslagen van het LoS-project beïnvloedden. Bij deze categorie hebben we ons gefocust op het niveau van het voeren van een ondersteunend (onderwijskundig) schoolbeleid hierbij. Onderzoeksdoel 2 beoogt generieke uitspraken over de 22 LoS-projecten heen. Hiervoor gaan we op zoek naar een aantal algemene kenmerken van de projecten m.b.t. de bovenstaande acht aspecten. Hierbij besteden we voornamelijk aandacht aan de randvoorwaarden voor het succesvol opzetten van een praktijkmodel zoals ‘Lezen op School’. Allereerst bekijken we welke zaken aanwezig moesten zijn in een LoS-project opdat de doelen van het LoS-project ook effectief bereikt werden. Daarnaast bekijken we welke overkoepelende randvoorwaarden overheen LoS-projecten nodig waren om het praktijkmodel ‘Lezen op school‘ tot een succes te maken. We gaan hierbij in op twee belangrijke dimensies bij het opstarten, ontwikkelen (en onderzoeken) van kwaliteitsvol leesonderwijs, dit mee gebaseerd op de inzichten uit het ‘Rapport Onderzoekslijn 1. Umbrella review van effectief leesonderwijs in het basis- en secundair’: • waarbij vanuit het eerste deel ‘Pedagogisch-didactische randvoorwaarden’ duidelijk wordt dat leesonderwijs aan een aantal vormvereisten en didactische voorwaarden zal moeten voldoen om kwaliteitsvol te kunnen zijn • en vanuit het tweede deel ‘Randvoorwaarden qua onderwijskundig beleid’ dat een doelgericht schoolbeleid, met ook de benodigde aandacht voor strategische implementatieprocessen, nodig zal zijn om leesonderwijs concreet tot leven te kunnen laten komen voor alle leerlingen, met betrokkenheid van zoveel mogelijk leden uit een schoolteam. Onderzoeksdoel 3 vormt de brug tussen onderzoekslijnen 1 en 2. Hierbij nemen we de systematische meta-review als kader om de LoS-projecten te beschrijven met betrekking tot effectief leesonderwijs. We gaan na in welke mate de opgezette acties binnen de LoS-projecten stroomlijnen met kenmerken van effectief leesonderwijs. De resultaten hiervan worden in het overkoepelende tussentijds onderzoeksrapport Onderzoekslijn 1 & 2 besproken.

Les in Lezen: Onderzoekslijn 2 – Verticale en horizontale analyse Lezen op School-projecten 11 2. Methodologie Om een antwoord te verkrijgen op bovenstaande onderzoeksvragen, hanteerden we casestudies als onderzoeksmethodiek. Casestudies zijn bijzonder geschikt om te achterhalen hoe de betrokkenen de LoS-praktijken ervaarden en hieraan betekenis gaven (Swanborn, 2010; Yin, 2017). Bovendien laten ze, beter dan bijvoorbeeld vragenlijstenonderzoek, toe om diep in de organisatie van de LoS-projecten te duiken en tot voldoende rijke beschrijvingen te komen. Voor elke casestudy werden enerzijds gegevens verzameld op projectniveau en anderzijds op niveau van één van de deelnemende scholen. Op projectniveau werd het beeld van elk LoS-project gevoed door een analyse van de projectaanvraag, een analyse van aanvullende projectgegevens die door de Vlaamse overheid werden aangeleverd en een interview met de projectcoördinator. Per LoS-project werd ook één school geselecteerd, waarvan de deelname aan het project (concrete acties, wijze van samenwerking, ervaringen met het geboden LoS-aanbod, enz.) in detail in beeld werd gebracht. Dit gebeurde aan de hand van een schoolbezoek, waarbij o.m. lessen werden geobserveerd, vragenlijsten werden afgenomen en interviews werden gehouden met de lokale projectverantwoordelijke (vaak zorgcoördinator of directielid) en met één of meerdere leerkrachten. De focus van deze dataverzameling op schoolniveau lag op het zicht krijgen op hoe elk LoS-project een vertaling naar de praktijk heeft gekregen. Aandachtspunten bij deze observaties, vragenlijsten, interviews zijn gebaseerd op het theoretisch kader zoals beschreven in het Rapport Onderzoekslijn 1. Umbrella review van effectief leesonderwijs in het basis- en secundair onderwijs. Onderstaand gaan we eerst in op de data verzameld over de LoS-projecten. Daarna gaan we in op de dataverzameling in de LoS-praktijken, met name de scholen. Vervolgens geven we alle dataverzamelingen die gebeurden schematisch overzichtelijk weer. Om in een vierde paragraaf dieper in te gaan op hoe we tot een selectie van één school per project kwamen als casestudie (N=22). Tot slot gaan we in op de analyses die we maakten aan de hand van deze data. 2.1 Dataverzameling LoS-projecten Vooreerst werden data verzameld bij verscheidene partijen met betrekking tot de LoS-projecten, met name de Overheid en de projectcoördinatoren. In deze paragraaf bespreken we de verzamelde data bij beide betrokkenen. 2.1.1 Data aangeleverd door het Departement Onderwijs en Vorming Bij de start van dit onderzoeksproject beschikten we over de projectaanvragen van de LoS-projecten zoals die werden ingediend bij het Departement Onderwijs en Vorming voor het verkrijgen van subsidies. Deze goedgekeurde projectaanvragen bevatten informatie over aspecten van de projecten die relevant zijn voor het beantwoorden van de vooropgestelde onderzoeksvragen, namelijk: de aanleiding, de doelstellingen van het project, de samenwerkingsverbanden die werden nagestreefd, de geplande acties met bijgaand tijdspad en de wijze waarop de aanvragers het project wilden monitoren en evalueren. De informatie die we op basis hiervan verkregen, betreft steeds het project zoals het bij aanvang was gepland. Met de projectaanvraag hebben we dus geen zicht op de mate waarin de vooropgestelde plannen ook daadwerkelijk uitgevoerd werden tijdens de looptijd van het LoS-project. Deze aanvraag biedt ons dus geen zicht op de mate van realisatie van het project. Ook

Les in Lezen: Onderzoekslijn 2 – Verticale en horizontale analyse Lezen op School-projecten 12 hebben we geen zicht op de ervaren effecten, noch op de randvoorwaarden voor het succesvol realiseren van het LoS-project op basis van deze data. Daarnaast werden in dit onderzoek aanvullend data van het Agentschap Onderwijsdiensten (AGODI) van de Vlaamse overheid geraadpleegd. AGODI stelt jaarlijks volgende indicatoren met betrekking tot het leerlingenpubliek in elke school (op basis van het instellingsnummer) ter beschikking die relevant zijn voor het huidige onderzoeksproject: (1) Het aantal leerlingen in de school: het aantal leerlingen dat ingeschreven is in de school op 1 februari van het betreffende schooljaar. (2) Opleiding moeder: het percentage leerlingen waarvan de moeder in het bezit is van een diploma of getuigschrift van maximaal lager secundair onderwijs. (3) Schooltoelage: het percentage leerlingen dat een schooltoeslag of schooltoelage ontvangt. (4) Thuistaal: het percentage leerlingen dat thuis een andere taal dan het Nederlands spreekt. Vanaf dat leerlingen in het gezin met niemand of in een gezin met 3 gezinsleden (leerling niet meegerekend) met maximaal 1 gezinslid Nederlands spreekt, wordt de leerling beschouwd als een leerling die niet-Nederlands spreekt. Broers en zussen worden als één gezinslid beschouwd. (5) Buurt met een hoge mate van schoolse vertraging: het percentage leerlingen dat aantikt op dit kenmerk. Een leerling tikt aan op dit leerlingenkenmerk als de leerling behoort tot de 25% leerlingen die in buurten met de hoogste schoolse vertraging wonen. De data, alsook bovenstaande afbakening van deze indicatoren, werden verkregen via het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming (g.d.). Deze data zijn enkel beschikbaar voor het regulier onderwijs, en dus niet voor het buitengewoon (lager en secundair) onderwijs. De data die in voorliggend onderzoeksrapport gebruikt werden, zijn de data van schooljaar 2020-2021. De informatie die AGODI ter beschikking stelt over de schoolsamenstelling, werd gekoppeld aan de lijst van scholen die deelnemen aan (één of meerdere) LoS-projecten. De deelnemende scholen werden doorgegeven door de coördinatoren (zie paragraaf 2.1.2). Dit liet ons toe om een meer gedetailleerd zicht te krijgen op de leerlingenpopulatie van de scholen die aan de LoS-projecten deelnamen. Op basis van deze informatie kregen we zicht op de mate waarin de LoS-projecten daadwerkelijk de doelgroepen bereikten die in de LoS-oproep van het Departement werden vooropgesteld. Meer specifiek werd beoogd om scholen in grootsteden en in de Vlaamse Rand te betrekken opdat een groot aandeel risico-leerlingen met betrekking tot taal- en leesvaardigheid bereikt zou worden. 2.1.2 Data projectcoördinatoren Om aanvullende informatie te verzamelen over de diverse LoS-projecten, werden de projectcoördinatoren geïnterviewd. Projectcoördinatoren zijn diegenen die de projecten initieerden, trokken en/of instonden voor de dagelijkse opvolging ervan. Voor deze interviews werd geopteerd om een semi-gestructureerd format te hanteren. Dit houdt in dat vertrokken werd vanuit een aantal vaste vragen, opdat over de projecten heen vergeleken kan worden, maar de antwoordvrijheid van de respondent voldoende bewaakt werd (Kelchtermans & Ballet, 2009). Het interview bestond uit drie delen. Het eerste deel, de inleidende vragen, ging in op de duurtijd en aanleiding voor het project. In het tweede deel, de kernvragen, werd de concrete organisatorische

Les in Lezen: Onderzoekslijn 2 – Verticale en horizontale analyse Lezen op School-projecten 13 aanpak bevraagd, de concrete pedagogisch didactische aanpak, de doelen en doelgroep, de monitoring en evaluatie, mate van realisatie, en aandachtspunten en randvoorwaarden, waarbij ook werd doorgevraagd naar (de nood aan verdere) beleidsmatige ondersteuning.. In het derde deel, de afsluiting, werden de respondenten bedankt voor hun medewerking en werd hen de kans gegeven om nog iets in te brengen of te vragen wat nog niet vermeld was. Bijlage 1 bevat de volledige interviewleidraad die hiervoor gebruikt werd. Er werd gestreefd naar één à twee respondenten per project. De interviews vonden gezien de timing van huidig onderzoeksproject plaats in de periode augustus – september 2021, en dus na afloop van projectjaar 1 en vóór de start van projectjaar 2. Na het interview werd bij projectcoördinatoren aanvullende data opgevraagd. Meer specifiek werd aan hen gevraagd om een overzicht te geven van (1) alle scholen die deelnamen in projectjaar 1, met instellingsnummer en met de vraag of deze scholen tot en met het einde van het schooljaar deelnamen, (2) alle scholen die in projectjaar 2 deelnamen met instellingsnummer, en (3) drie scholen die naar het oordeel van de projectcoördinator optimaal aan de slag gingen met de initiatieven en acties die werden opgezet in hun LoS-project. Deze laatste selectie van scholen werd opgevraagd opdat we deze drie scholen in een latere fase konden contacteren voor een eventueel schoolbezoek (zie 2.4). Gezien de planning van voorliggend onderzoek, werd deze informatie opgevraagd in de periode november 2021 – januari 2022. Daarom kon niet worden nagegaan in welke mate de scholen in projectjaar 2 de samenwerking in het kader van het LoS-project aanhielden tot het einde van het schooljaar 2021-2022. De lijst van deelnemende scholen, tezamen met de koppeling van de scholen aan de data van AGODI (zie 2.1.1) lieten ons toe om een zicht te krijgen op het leerlingenpubliek dat met de LoS-projecten werd bereikt. 2.1 Dataverzameling LoS-praktijken Tijdens elk schoolbezoek vonden er verscheidene vormen van dataverzameling plaats. Deze worden in wat volgt beschreven. De schoolbezoeken vonden plaats in de periode maart – mei 2022 en dienden twee doelen: 1. Zicht krijgen op de randvoorwaarden en aandachtspunten om een LoS-project te laten slagen in de onderwijspraktijk (onderzoeksdoel 1 & 2); 2. Zicht krijgen op de mate waarin kenmerken van effectief leesonderwijs aanwezig zijn in de LoS-projecten (onderzoeksdoel 3). De Leesscan werd als kader gebruikt om de dataverzameling in de scholen vorm te geven. De oproep ‘Lezen op school’ specifieerde namelijk dat elk LoS-project in de samenwerking met individuele scholen moest vertrekken van een leesfoto die unieke schoolgebonden noden en mogelijkheden in kaart bracht (zie punt 5 in de oproep). Om deze leesfoto te kunnen maken, staat scholen sinds enkele jaren de Leesscan ter beschikking. De keuze voor de Leesscan als inhoudelijk kompas voor de dataverzameling binnen de scholen maakt het tegelijk mogelijk om vanuit een gemeenschappelijk kader te vertrekken én recht te doen aan de unieke focus van de LoS-werking in elke school. Om het mogelijk te maken het bezoek aan elke school te beperken tot één dag, werden per schoolbezoek twee leescomponenten als focus genomen. Aan de projectcoördinatoren werd gevraagd om bij de drie scholen die ze doorgaven als keuze voor schoolbezoek (zie paragraaf 2.1.2), aan te geven aan welke van de vijf componenten uit de Leesscan de scholen werkten in het kader van het LoS-project. Op basis van die informatie selecteerden we twee focussen per school. De keuze voor de leescomponenten die we observeerden in elke school werd bepaald op basis van de leescomponenten waarop de school inzet. In paragraaf 2.4 wordt verder aangegeven hoe de keuze voor scholen en de keuze voor de foci, plaatsvond.

Les in Lezen: Onderzoekslijn 2 – Verticale en horizontale analyse Lezen op School-projecten 14 Tabel 1 geeft de verschillende componenten van de Leesscan weer, waarbij per component wordt aangegeven in hoeveel scholen een component de focus van een schoolbezoek vormde. Tabel 1. Aantal scholen per component van de Leesscan Leescomponent Aantal scholen* Visie, doelen en acties 11 Krachtige leesomgeving 13 Effectieve leesdidactiek 7 Monitoring en feedback 4 Breed leesnetwerk 7 * Voor twee scholen gaven de projectcoördinatoren aan dat aan slechts 1 leescomponent werd gewerkt in het kader van het LoS-project, waardoor in deze scholen slechts 1 focus werd geselecteerd. 2.1.1 Interviews Ook tijdens de schoolbezoeken werd er geopteerd om met semi-gestructureerde interviews te werken. Allereerst werd er een interview afgenomen van de persoon in de school die het LoS-project in de school opvolgde. Deze persoon wordt in het vervolg van dit onderzoeksrapport de vormgever genoemd. Vaak is de vormgever een directielid van de school, de zorgcoördinator of een beleidsondersteuner. In een enkel geval is dit een leerkracht die vanuit een werkgroep ‘lezen’ nauw betrokken is bij het leesbeleid van de school. Daarnaast werd ook de leerkracht wiens les begrijpend lezen geobserveerd werd (cfr. infra) geïnterviewd. Voor beide interviews maakten we gebruik van een semi-gestructureerde interviewleidraad. Voorafgaand aan elk interview, legden we de geïnterviewde een aantal stellingen voor die later als vragen in het interview hernomen werden. Deze stellingen betroffen items uit de Leesscan, waarbij enkel die items voorgelegd werden die hoorden bij de twee componenten die als focus voor het schoolbezoek gekozen waren. Per focus gaat het om minimaal 3 tot maximaal 10 stellingen. Aan de deelnemers werd gevraagd om de hoofditems een score te geven gaande van 1 (niet akkoord) tot 4 (akkoord). Bij elk item bestond ook de mogelijkheid om aan te geven dat de respondent geen mening had. Naast de hoofditems waren er telkens een aantal sub-items die meer in detail gingen en het hoofditem verduidelijkte. De vormgevers kregen de items op schoolniveau aangeboden (bv. “Centrale leesplekken en een zichtbaar boekenaanbod zorgen voor een leesklimaat op school.”), terwijl de leerkrachten gevraagd werd om de items op klasniveau in te vullen (bv. “Ik creëer aantrekkelijke, gezellige en toegankelijke leesplekken in de klas.”). Voor de leescomponenten waarbij in de Leesscan geen items beschikbaar zijn op klasniveau – zijnde Visie, doelen en acties en Breed Leesnetwerk – werden de beschikbare items op schoolniveau aangeboden aan de leerkracht. In dit geval had de leerkracht de mogelijkheid om “Ik weet het niet” aan te duiden. Vragen waarbij ‘ik weet het niet’ werd aangeduid, werden niet meegenomen in het interview. In het geval van de component Effectieve leesdidactiek werden de items op klasniveau gebruikt. Parallel aan de leerkracht, kon de vormgever aangeven dat die geen kennis had over de mate waarin de stellingen beantwoorden aan de huidige situatie in de klas. 2.1.2 Online bevraging Aangezien per school slechts twee LoS-betrokkenen werden geïnterviewd, gaf dit een eerder beperkt beeld van de eigenlijke schoolpraktijk rond lezen en van het onthaal van het LoS-project in de school. Om toch een enigszins bredere blik te verkrijgen, werd er een online bevraging uitgestuurd gericht aan alle leerkrachten die zich in de school met leesonderwijs bezighouden. Online bevragingen lenen zich hier uitstekend toe omdat ze praktisch makkelijk inzetbaar zijn. Respondenten kunnen deze

Les in Lezen: Onderzoekslijn 2 – Verticale en horizontale analyse Lezen op School-projecten 15 vragenlijst immers invullen waar en wanneer het voor hen past (Nayak & Narayan, 2019). De online vragenlijst bestond uit twee open vragen die peilden naar de gepercipieerde meerwaarde van een deelname aan het LoS-project, met name: 1. Wat heeft het Lezen op school-project voor u opgebracht? 2. Heeft het Lezen op school-project ervoor gezorgd dat u beter leesonderwijs geeft? Zo ja, op welke manier? Aan de vormgever werd gevraagd om de link naar deze vragenlijst te verdelen onder het team. Ook kreeg elke school een affiche met daarop een QR-code die naar de vragenlijst leidde. 2.1.3 Observaties Via observaties kan de onderzoeker zelf het fenomeen waarnemen zonder dat het gefilterd wordt, waardoor het een verrijkende techniek is (Yin, 2011). Allereerst werd een brede observatie uitgevoerd om na te gaan in welke mate zaken de zaken die in het interview werden aangehaald, ook werden geobserveerd in de school. Daarnaast werd in het kader van onderzoeksdoel 3 een les begrijpend lezen of een leesactiviteit geobserveerd. Voor de observaties werd een observatie-instrument ontwikkeld aan de hand van de verdiepende kijkwijzer Effectieve leesdidactiek op klasniveau van de Leesscan. Dit instrument werd uitgetest in twee scholen waarbij de twee projectmedewerkers die de schoolbezoeken gingen uitvoeren elk individueel dezelfde les scoorden. Daarna werden de resultaten onderling besproken. Uit deze bespreking volgden een aantal richtlijnen die erop gericht waren om de interbeoordelaarsbetrouwbaarheid tussen beide projectmedewerkers te verhogen. Ook voor de andere foci werden observatie-instrumenten op klas- en schoolniveau ontwikkeld, met name observaties met betrekking tot visie, doelen en acties, krachtige leesomgeving, monitoring en evaluatie, en een breed leesnetwerk. Zaken die hieromtrent worden geobserveerd , worden in het observatieformulier aangeduid. Zaken die afwezig waren of niet werden geobserveerd, werden niet gescoord. Deze keuze komt voort uit het gegeven dat het schoolbezoek slechts een kort tijdsbestek had. Wanneer iets niet geobserveerd werd, is het onduidelijk of dit komt door het korte tijdsbestek, of doordat het werkelijk niet aanwezig was. Daarnaast zijn er ook enkele items die moeilijk tot niet te observeren zijn tijdens een reguliere schooldag (bv. samenwerking tussen de school en schoolpartners om het leesonderwijs vorm te geven). 2.1.4 Documentenanalyse Tot slot werden in de scholen waarbij de focus “Visie, doelen en acties” werd geselecteerd documenten opgevraagd die voorhanden waren betreffende leesvisie en leesbeleidsplan. De meerwaarde van een documentenanalyse is dat de onderzochte documenten reeds tot stand gekomen zijn zonder de tussenkomst van een onderzoeker (Bowen, 2009). Bijgevolg laat het analyseren van deze documenten ons toe verder na te gaan in welke mate het leesonderwijs in de school een grotere kans heeft om effectief te zijn (cfr. onderzoeksdoel 3). 2.2 Overzicht van de gehanteerde dataverzameltechnieken Figuur 1 geeft visueel weer hoe de verschillende vormen van dataverzameling in de casestudies gehanteerd werden. Enerzijds werden er documentenanalyses (met name projectoproep en projectaanvragen) en interviews ingezet om data te verzamelen op niveau van de LoS-projecten.

Les in Lezen: Onderzoekslijn 2 – Verticale en horizontale analyse Lezen op School-projecten 16 Anderzijds werden er interviews afgenomen, online bevragingen opgezet, observaties uitgevoerd, en documentenanalyses gedaan om meer zicht te krijgen op één LoS-praktijk binnen elk LoS-project. Figuur 1. Visueel overzicht van de gehanteerde dataverzameltechnieken De schoolbezoeken – of dus een bezoek aan een LoS-praktijk - werden uitgevoerd door twee projectmedewerkers, waarbij telkens één projectmedewerker instond voor één schoolbezoek en alle dataverzamelingen in de betreffende school. Alle interviews werden na afloop gecodeerd volgens het verbatim-principe, waarbij alles wat de respondent vertelde letterlijk werd uitgeschreven. Ook werden de ingevulde reflectiedocumenten en observatieschema’s gedigitaliseerd en werden de documenten met betrekking tot de leesvisie opgeslagen. 2.3 Selectie van scholen in functie van LoS-praktijken Per LoS-project werd één school bezocht met als doel zicht te krijgen op de vertaalslag die een LoSproject kan krijgen naar de onderwijspraktijk. In deze paragraaf gaan we dieper in op hoe de selectie van 22 scholen tot stand kwam. 2.3.1 Uitgangspunten Het eerste uitgangspunt voor het selecteren van scholen is dat we scholen wilden bezoeken die intensief aan de slag zijn gegaan met de LoS-initiatieven. Op die manier konden de (effecten van de) LoS-projecten in de meest optimale condities onderzocht worden. Daarom werd in een eerste stap aan coördinatoren gevraagd om drie scholen door te geven die een model-traject liepen binnen het LoS-project. Deze data werden opgevraagd op het moment dat aan de projectcoördinatoren werd gevraagd om ons de lijst van alle deelnemende scholen aan het project door te geven die naar hun oordeel (zie paragraaf 2.1.2, periode november 2021 – januari 2022). Deze drie scholen per project vormden de steekproef om de finale steekproef van scholen voor de schoolbezoeken samen te stellen. Het merendeel van de LoS-projecten gaf drie scholen door. Een enkele keer werden meer of minder scholen doorgegeven. Meer scholen werden doorgegeven omdat de coördinatoren van mening waren dat in meer dan drie scholen een inhoudelijk verschillend maar lovenswaardig traject werd gelopen. Minder scholen werden in hoofdzaak doorgegeven doordat minder dan drie scholen betrokken waren bij het LoS-project. Een tweede uitganspunt voor het selecteren van scholen voor de schoolbezoeken was de Leesscan. De Leesscan is een instrument dat ontwikkeld werd door ODISEE en nauw opgevolgd werd door een verscheidenheid aan belangrijke partners in het leesonderwijslandschap in Vlaanderen (met name AP Hogeschool Antwerpen, Universiteit Gent, Taal Unie, Iedereen leest en Stichting Lezen). Het doel van de Leesscan betreft het aanbieden van een instrument aan scholen om het leesonderwijs en -beleid in hun school in beeld te brengen.

RkJQdWJsaXNoZXIy MTg3Nzk=