OASeS-Jaarboek2016-05 - page 44

Armoede en Sociale Uitsluiting Jaarboek 2016 - Blik op energiearmoede
de’, ‘subjectieve energiearmoede’). In het Jaarboek Armoede en Sociale Uitsluiting
2014 presenteerden Delbeke en Verbeeck (2014) de gevolgde methodologie. In
2016 werd de barometer energiearmoede voor de eerste keer geüpdatet met data
van de EU-SILC 2014 (Delbeke & Meyer, 2016). Deze paragraaf presenteert de nieu-
we cijfers.
5.1 Gemeten energiearmoede
De indicator ‘gemeten energiearmoede’ geeft inzicht in het aantal huishoudens dat
een te groot deel van het inkomen uitgeeft aan energie. In de inleiding van dit
Jaarboek wezen we op een definitie van ‘fuel poverty’ van de Britse overheid, die
gebaseerd was op onderzoek van Boardman (1991). De ‘Fuel Poverty Ratio’ (FPR)
stelt dat iemand in energiearmoede leeft wanneer hij/zij meer dan 10% van het
huishoudbudget uitgeeft aan energie. Dit was destijds het bedrag dat de 30% arm-
ste huishoudens in Engeland uitgaven aan verwarming. Bovendien was dit bedrag
gelijk aan twee keer de mediaan uitgave voor verwarming. Uitgaven boven de grens
‘2 keer de mediaan’ werden als disproportioneel hoog beschouwd. De FPR werd la-
ter verfijnd en verbeterd in de ‘Low Income High Cost indicator’ (LIHC, Hills, 2012).
Hoge inkomens werden voortaan buiten beschouwing gelaten, de woonkost werd
in rekening gebracht en de drempelwaarde werd jaarlijks herberekend.
5.1.1 Inkomen
Om gemeten energiearmoede te berekenen, nemen we deze aanpassingen over.
We baseren ons op de reële uitgaven voor energie op basis van de EU-SILC 2014.
Het inkomen omvat zowel lonen, pensioenen, uitkeringen, kinderbijslagen, huurin-
komsten, kapitaalinteresten en wordt verminderd met belastingen, alimentaties en
sociale bijdragen. We nemen enkel de 50% laagste inkomens mee in de analyse.
Hogere inkomensdecielen geven misschien ook meer uit dan de drempelwaarde,
maar we vinden het niet verantwoord om dit te koppelen aan armoede. Voor het
bepalen van hoge/lage inkomens, baseren we ons op het ‘equivalent
inkomen’
.
1
In
2014 bedroeg het mediaan equivalent beschikbaar inkomen in België € 1.717,05
per maand.
Voor de berekening van de ratio werken we echter met het reële inkomen in plaats
van het abstracte concept ‘equivalent inkomen’. Deze werkwijze verhindert dat we
ook de energiekosten moeten individualiseren, want dat is bediscussieerbaar
.
12
Daarnaast trekken we de kosten voor wonen af van het inkomen. De maandelijkse
woonkosten worden als volgt bereken
d
13
:
Huur (indien van toepassing)/afbetaling voor de hypothecaire lening (indien
van toepassing)
+ onroerende voorheffing
+ onderhoudskosten voor de gemeenschappelijke ruimtes en gebruik van
liften
+ onderhoudskosten en kleine reparatiekosten
Met deze keuze voor het ‘restinkomen na woonkost’ vermijden we een te gro-
te invloed van de woonkost op de gemeten energiearmoede. Een gezin dat het
42
1...,34,35,36,37,38,39,40,41,42,43 45,46,47,48,49,50,51,52,53,54,...222
Powered by FlippingBook