Armoede en Sociale Uitsluiting Jaarboek 2016 - Blik op energiearmoede
Figuur 3 demonstreert de overlappingen tussen de drie indicatoren voor energiear-
moede. Enkel tussen gemeten en subjectieve energiearmoede is er sprake van een
gedeeltelijke overlap. In totaal werd in 2014 21,1% van de huishoudens geconfron-
teerd met een van de drie vormen van energiearmoede, van wie 18,6% met een
objectieve vorm en 2,5% met enkel de subjectieve variant.
Figuur 3.
Overlap tussen de drie indicatoren van energiearmoede
Bron: Delbeke & Meyer, 2016, o.b.v EU-SILC 2014.
Noot: gEA: gemeten energiearmoede; sEA: subjectieve energiearmoede; vEA: verborgen
energiearmoede.
5.5 Het verband tussen energiearmoede en inkomensarmoede
Niet iedereen met een armoederisico leeft in energiearmoede en omgekeerd, heeft
niet iedereen die geconfronteerd wordt met energiearmoede, een verhoogd risi-
co op inkomensarmoede. Om de overlap tussen beide armoedeproblematieken te
achterhalen, kruisen we de indicatoren van energiearmoede met de indicator in
de EU-SILC die aangeeft of iemand arm is (d.w.z. het beschikbaar gezinsinkomen is
lager dan 60% van het mediaan equivalent beschikbaar inkomen).
Volgens de EU-SILC 2014 was 16,3% van de huishoudens in België arm (volgens
het relatieve armoederisico)
49,8% van de gezinnen in armoede in België leef-
de in gemeten energiearmoede, 10,5% leefde in verborgen energiearmoede en
17,6% leefde in subjectieve energiearmoede. Ongeveer 50% van de gezinnen met
een armoederisico werd dus geconfronteerd met gemeten energiearmoede, maar
het verband tussen armoederisico en verborgen of subjectieve energiearmoede is
veel kleiner. Ongeveer de helft van de gezinnen in energiearmoede is bovendien
niet arm op basis van het relatieve armoederisico: van de huishoudens in gemeten
energiearmoede is 55,8% arm, van de huishoudens in verborgen energiearmoede
is 41,0% arm en van de huishoudens in subjectieve energiearmoede is 53,9% arm.
48