OASeS-Jaarboek2016-05 - page 47

Energiearmoede in cijfers
1 1
leidt tot lagere verbruiksniveaus en lagere facturen. Deze gezinnen blijven onder
de radar van de indicator ‘gemeten energiearmoede’ en zijn ook niet zichtbaar in
bijvoorbeeld de cijfers van de energieregulatoren inzake afbetalingsplannen of af-
sluitingen (zie verder).
De EU-SILC laat toe om een schatting te maken van het aantal huishoudens dat
abnormaal lage energiekosten heeft in verhouding tot hun beschikbaar inkomen.
Hiertoe moeten we eerst beslissen wat de referentiewaarde is voor een ‘normaal
verbruik’. Dit kan op basis van het standaard niveau van energieverbruik (objectief)
of het gewenst niveau per huishouden (subjectief). Bij de objectieve methode rijst
de vraag ‘wat is een standaard verbruik?’ Gaat het om het meest voorkomende
verbruik, het mediaan verbruik, het gemiddelde verbruik? Of om een absoluut mi-
nimum dat enkel de levensnoodzakelijke behoeften dekt? Welke behoeften zijn dat
dan en wat is een absoluut minimum? Dit kan immers variëren naargelang het type
huishouden, het seizoen, het land, de leeftijd, enzovoort. De Schutter en Storms
(2016) becijferden in dit verband hoeveel financiële middelen Vlaamse gezinnen
minimaal nodig hebben om de energiekosten te betalen zodat ze alle noodzakelijke
behoeften in functie van adequate maatschappelijke participatie kunnen vervullen.
In hoofdstuk 4 van dit Jaarboek worden de resultaten van deze studie toegelicht.
Wij beschouwen een gezin in ‘verborgen energiearmoede’, wanneer dat gezin
minder verbruikt dan de helft van wat een standaardgezin verbruikt (met stan-
daardgezin bedoelen we een gezin van dezelfde gezinsgrootte en met dezelfde
woninggrootte). Dit resulteert in verschillende drempelwaarden, bepaald door de
combinatie van het aantal personen met het aantal kamers in de woning. Opnieuw
bekijken we enkel de huishoudens met een laag inkomen (de vijf laagste inkomens-
decielen). Niet elk gezin dat weinig uitgeeft, heeft moeilijkheden. We sluiten daar-
om ook gezinnen uit die zowel dak-, vloer-, muurisolatie als dubbele beglazing heb-
ben: hun lage verbruik is wellicht te wijten aan hun energiezuinige woning.
Volgens deze berekeningsmethode leefden in 2014 4,2% van de Belgische huishou-
dens in verborgen energiearmoede (zie tabel 7). In Vlaanderen was dat 3,4% en in
Wallonië 2,7%.
5.2.1 Diepte van verborgen energiearmoede
Zoals voor gemeten energiearmoede, is het ook mogelijk om de ernst van verbor-
gen energiearmoede te schatten. De formule voor de diepte van verborgen ener-
giearmoede is: ‘normale uitgaven – reële uitgaven’. Het gaat over het bedrag dat
huishoudens maandelijks ‘te weinig’ uitgeven voor hun energiefactuur, in vergelij-
king met de normaal geachte energiekosten van een huishouden van vergelijkbare
grootte in een vergelijkbare woning (‘normaal’ definiëren we hier als de mediaan
van het verbruik van een vergelijkbaar gezin).
Huishoudens in verborgen energiearmoede verbruiken maandelijks gemiddeld
85,8 euro minder dan andere equivalente gezinnen (zie tabel 7). In Vlaanderen gaat
het om 88,8 euro, in het Waals gewest is dat 83,5 euro.
45
1...,37,38,39,40,41,42,43,44,45,46 48,49,50,51,52,53,54,55,56,57,...222
Powered by FlippingBook