OASeS-Jaarboek2016-05 - page 83

Leven in energiekwetsbaarheid: voortdurend hoofdrekenen en beperkte mogelijkheden
1 3
vermogens, naargelang hun levensomstandigheden. Anderzijds wijzen deze prak-
tijken op vormen van creatieve dynamiek waar mensen die leven in energiekwets-
baarheid blijk van geven in moeilijke tijden.
2.1 Een benadering van energiekwetsbaarheid ‘van onderop’
Voordat we deze benadering van energiekwetsbaarheid ‘van onderop’ verder toe-
lichten, is het nuttig eerst duidelijkheid te scheppen over de gebruikte terminolo-
gie: spreken we over ‘pauvreté énergétique’ (een woord dat het dichtst aanleunt
tegen de Engelse term ‘fuel poverty’ en dat een letterlijke vertaling is van het woord
‘energiearmoede’)? Of spreken we over ‘précarité énergétique’, de uitdrukking die
in Frankrijk het vaakst wordt gebruikt? Psychiater Furtos (2009) maakte immers
een onderscheid tussen ‘pauvreté’ en ‘précarité’,waarbij ‘pauvreté’ verwijst naar
armoede op kwantitatief vlak, terwijl ‘précarité’ slaat op ‘kwetsbaarheid’ op kwa-
litatief vlak. In een vorige bijdrage, in het kader van hetzelfde onderzoeksproject,
stelden wij dan ook voor om te spreken van ‘pauvreté énergétique’ (energiear-
moede) als het verschijnsel gekwantificeerd wordt en van ‘précarité énergétique’
(energiekwetsbaarheid) als we in ruimere zin de ervaring in het dagelijks leven
beschouwen (Bartiaux, Van Der Linden, Debast, Baudaux, 2015)
.
Omdat we in dit
hoofdstuk de praktijken van de betrokken mensen en de veruitwendiging daarvan
bespreken, gebruiken we hier dus de term ‘energiekwetsbaarheid’.
In overeenstemming met Middlemiss en Gillard (2015) in het Verenigd Koninkrijk
en Maresca en Lacombe (2015) in Frankrijk, benaderen wij energiekwetsbaarheid
‘van onderop’. Met deze benadering beogen wij te beschrijven en te analyseren hoe
men ‘het leven in energiearmoede’ ervaart (“the lived experience of fuel poverty”,
Middlemiss & Gillard, 2015, p.146). Anders gezegd, willen wij “zichtbaarheid geven
aan de realiteit dat mensen zich thuis warmte moeten ontzeggen, en aan de diverse
aanpassingsmethoden die mensen hanteren om hier het hoofd aan bieden, en dat
vanuit een essentiële dimensie van modern comfort, het thermisch comfort” (o.b.v.
Maresca & Lacombe, 2015, p.51). Deze auteurs hebben dit tevens geïllustreerd met
een fotoreportage, wat bij ons niet het geval is.
Zowel de Franse als de Britse studie is kwalitatief van aard en beide zijn gebaseerd
op diepte-interviews met mensen die in energiekwetsbaarheid leven. Om de keuze
van respondenten te bepalen, zijn beide studies vertrokken vanuit de criteria aan
de hand waarvan het verschijnsel officieel wordt gedefinieerd in het land in kwes-
tie. In België bestaat er (nog?) geen officiële definitie en zelfs geen definitie waar de
(vele) verschillende betrokken partijen het over eens raken.
Wij hebben dan ook besloten de criteria te gebruiken die gangbaar zijn in de in-
ternationale literatuur (Thomson & Snell, 2013) en die beschikbaar zijn in grote
kwantitatieve en gestandaardiseerde studie
s
4
, namelijk: (1) het zich niet financieel
kunnen veroorloven om de woning comfortabel te verwarmen (in de veronderstel-
ling dat men dat wenst), en/of (2) de afgelopen twaalf maanden achterstallige elek-
triciteits-, water- of gasfacturen gehad hebben, en (3) met het oog op het totale
gezinsinkomen, geldproblemen hebben tegen het einde van de maand. Criterium 1
en 3 hangen af van de subjectieve perceptie van de respondent, terwijl het tweede
81
1...,73,74,75,76,77,78,79,80,81,82 84,85,86,87,88,89,90,91,92,93,...222
Powered by FlippingBook