Armoede en Sociale Uitsluiting Jaarboek 2016 - Blik op energiearmoede
[In de winkel] ben ik constant aan het rekenen.[…] Als ik 10 euro erboven
[het voorziene budget] ga, moet ik dingen terug gaan zetten in de rekken
(mevrouw G., veertiger, huurt een huis in een sociale woonwijk waar zij
woont met een van haar tienerkinderen).
Budgetbeheer wordt des te moeilijker als de inkomsten beperkt zijn en de basisuit-
gaven nodig zijn om te overleven. Vele respondenten hebben aangegeven dat ze
het erg moeilijk hebben om de eindjes aan elkaar te knopen. Zij zien zich genood-
zaakt om genoegen te nemen met het absolute minimum en opofferingen te doen,
zoals blijkt uit het volgende fragment:
Wij verwarmen altijd één kamer per keer (mevrouw L., tachtiger, huurt een
huis in een sociale woonwijk, woont alleen).
Hoewel sociale woningen op zich al (heel) klein zijn, leidt deze praktijk nog tot
verdere ruimtelijke inkrimping — de ‘spatial shrink’
die men vaak optekent in An-
gelsaksische studies (zie bijvoorbeeld Liddell & Morris, 2010). Deze studies wijzen
erop dat het veeleer gaat om een praktijk om energiearmoede het hoofd te bie-
den, eerder dan om een generatiegebonden effect (niet alle tachtigers hoeven zich
immers zulke beperkingen op te leggen). Een andere indicator van deze moeilijke
keuzes en voortdurende spanningen en berekeningen blijkt uit de getuigenis van
een andere vrouw die de aankoop van een alledaags goed beschouwt als een luxe,
een ‘verwennerij’:
Soms koop ik eens de krant. Maar ja, gezien mijn financiën kan ik mij zulke
verwennerijen niet vaak permitteren (mevrouw J., zestiger, huurt een appar-
tement, woont alleen).
Dit voortdurende hoofdrekenen past in het model van de rationele, prijsbewuste
consument en beantwoordt dan ook helemaal niet aan het stereotiepe beeld dat
vele maatschappelijk werkers hebben, zoals Dayez (2010) al heeft aangetoond. Het
is opvallend dat het model van de rationele beslisser, dat terecht in twijfel wordt
getrokken wanneer het gaat over het koopgedrag van de midden- en hogere klasse,
juist wél lijkt op te gaan voor kansarmere milieus.
Toch beschikten de huishoudens waar wij langsgingen over gangbare technische
apparatuur, zoals ook reeds opgetekend door Maresca, Dujin & Picard (2009): een
keukenfornuis, verlichting, een koelkast, een wasmachine, een televisie en een
koffiezetapparaat. Al zijn deze toestellen grote energieverbruikers, toch blijven ze
essentieel voor sociale verbondenheid. Wie in armoede leeft, moet keuzes maken
met betrekking tot consumptiegoederen, waarvan vrijetijdsbesteding, voedingsbe-
hoeften en materiële uitrusting afhangen. Deze keuzes ondergraven dag na dag
het gevoel van sociale verbondenheid, aangezien deze voorwerpen deel uitmaken
van hun identiteit. De paradoxale keuzes waar mensen in energiekwetsbaarheid
mee geconfronteerd worden (bijvoorbeeld: zich verwarmen of een apparaat ko-
pen; eten of zich verwarmen?) gaan verder dan louter materiële alternatieven. Ze
versterken het gevoel dat men dagelijks een strijd moet voeren om zichzelf nog te
88