Het energiearmoedebeleid in Vlaanderen in vogelvlucht
1 2
energiebesparende ingrepen. Kleine ingrepen, bewustmaking en leverancierswis-
sels zijn evenzeer noodzakelijk. Volgens de SERV (2016) is ook een fundamentele
discussie over de financiering van het energiebeleid aan de orde.
Omdat energiearmoede samenhangt met de bredere armoedeproblematiek is
een geïntegreerde aanpak vanuit diverse beleidsdomeinen noodzakelijk. Het inko-
mensbeleid, het onderwijs- en arbeidsmarktbeleid, het woonbeleid, het energie-
beleid, … spelen allen een rol. In het inkomensbeleid is een belangrijke vereiste
dat mensen de uitkeringen waar ze recht op hebben ook effectief opnemen ((dat
kan bijvoorbeeld worden gecontroleerd via een ‘benefit entitlement check’ (Hills,
2012), maar ook automatische rechtentoekenning is noodzakelijk)). Ook een alge-
mene switchcampagne die focust op energie, telecom en verzekeringen is volgens
de SERV (2016) nodig zodat kwetsbare klanten meer van de voordelen van vrij-
gemaakte markten kunnen genieten. Daarnaast leidt het vereenvoudigen van de
energietarieven en –facturen tot een transparanter aanbod waarin klanten beter
hun weg kunnen vinden (Hills, 2012). Volgens Hills (2012) zouden energieleveran-
ciers verplicht kunnen worden om maatregelen te treffen zoals energiebesparende
maatregelen bij lage inkomensgezinnen uitvoeren of korting op de elektriciteits-
factuur bieden aan energiearme huishoudens. Wel bestaat het risico dat energie-
leveranciers de kostprijs doorrekenen aan de klant. Het inkomen van energiearme
gezinnen kan worden verhoogd door inkomenstransfers. Zo bestaat er in het Ver-
enigd Koninkrijk een ‘winter fuel payment’, bedoeld voor gezinnen met minstens
één 60-plusser. Zij krijgen tijdens de winter een bedrag op hun rekening gestort
om de energiefactuur te verlichten (Hills, 2012). Een mogelijk nadeel is dat inko-
menstransfers als tussenkomst voor de energiefactuur niet noodzakelijk worden
aangewend om die factuur te betalen.
Samenlevingsopbouw (2016) hekelt het ontbreken van het voornemen om het so-
ciaal tarief uit te breiden naar personen in collectieve schuldbemiddeling en andere
kwetsbare groepen. Verder pleit de organisatie voor haalbare afbetaalplannen en
een gegarandeerde minimale levering van aardgas. Niet alle OCMW’s werken im-
mers op dezelfde manier waardoor minimale levering eerder een gunst is. Er moet
voorzichtig worden omgesprongen met het invoeren van een ‘prepaid functie’ voor
elektriciteit en gas, want het risico bestaat dat kwetsbare groepen zichzelf afslui-
ten. Verder moet regelgeving worden ingevoerd voor systemen van collectieve
verwarming en collectieve meters om de sociale openbare dienstverplichtingen te
kunnen garanderen. Ook is meer aandacht vereist voor de problematiek van elek-
trisch verwarmen (Samenlevingsopbouw, 2016).
De hoofdconclusie van de SERV luidt dat het energiearmoedeprogramma “zonder
extra ambitie in het woonbeleid […] een druppel op een hete plaat [blijft]” (SERV,
2016, p.5). Er moet met name geïnvesteerd worden in sociale woningen (SERV,
2016). Op dit ogenblik voeren de energiesnoeiers isolatiewerken uit aan hellende
daken en zoldervloeren van kwetsbare doelgroepen. Komosie (2016) meent dat
zij ook kunnen worden ingezet voor het isoleren van sociale woningen. Volgens
Hills (2012) kunnen minimumstandaarden voor woningen overwogen worden (bij-
69