Het energiearmoedebeleid in Vlaanderen in vogelvlucht
1 2
(energiearmoede verminderen en CO
²
-emissiereductie) combineren. Er wordt im-
mers gestreefd naar een verbeterde energie-efficiëntie van woningen van mensen
met een laag inkomen. Een mogelijke valkuil is dat verhoogde energie-efficiëntie
gepaard kan gaan met een ‘rebound-effect’, waarbij een deel van de potentiële
besparing verloren gaat door comfortverhoging. Zo kan een gezin bijvoorbeeld een
hogere verwarmingstemperatuur instellen nadat isolatie werd geplaatst.
Een grote belemmering bij het beleid tegen energiearmoede is dat heel wat subsi-
dies en tegemoetkomingen niet opgenomen worden of opgenomen worden door
doelgroepen die ze minder nodig hebben (zie bijvoorbeeld Ceulemans & Verbeeck,
2015). Premies voor hernieuwbare energie bijvoorbeeld, hebben voor mensen in
energiearmoede minder effect, want deze komen vooral ten goede aan hogere in-
komensklassen. Bovendien is vaak eerst grondige renovatie vereist. Het blijft voor
mensen met een laag inkomen moeilijk om investeringen voor te financieren. Het
gekende mattheuseffect speelt dus ook hier een rol. De bestaande maatregelen
voor kwetsbare groepen zijn volgens de SERV (2016) beperkt en kennen een be-
perkt bereik:
De federale sociale tarieven bijvoorbeeld worden door ongeveer 10% van de
Vlaamse rechthebbenden niet opgenomen. Van de Vlaamse REG-premies
gaat naar schatting nu slechts 2 à 3% naar beschermde afnemers, terwijl zij
ongeveer 10% van de afnemers uitmaken en gemiddeld de slechtste wonin-
gen hebben. Ook bij de specifieke REG-maatregelen voor private huurders
is de uptake beperkt. Via het Vlaamse sociale energiebeleid gaat er in totaal
nog geen 20 miljoen euro naar energiebesparing bij kwetsbare gezinnen, de
investeringen in sociale woningen niet meegeteld (SERV, 2016, p.6, zie bijla-
ge achteraan het Jaarboek voor meer info over de genoemde maatregelen).
Volgens de SERV (2016) kent de energiescan (zie bijlage) het hoogste bereik (onge-
veer 25.000 scans per jaar), terwijl er afhankelijk van de definitie meer dan 660.000
mensen in energiearmoede leven. Bovendien leiden deze scans meestal tot kleine
ingrepen (zoals het plaatsen van spaarlampen), terwijl investeringen in de gebouw-
schil zelden worden doorgevoerd. De sociale dakisolatieprojecten mikken wel sterk
op dergelijke investeringen, maar het gaat om nog geen 700 dossiers per jaar (SERV,
2016).
Volgens de SERV (2016) en Samenlevingsopbouw (2016) is een van de belemme-
ringen dat de verschillende maatregelen andere doelgroepafbakeningen hanteren.
Voor de ene maatregel wordt gekeken naar het inkomen, terwijl men voor andere
maatregelen het statuut van beschermde klant moet hebben. Een harmonisering
zou die complexiteit verminderen en drempelverlagend werken voor de doelgroep
van energiearmen. Een betere uptake kan volgens de SERV (2016) ook behaald wor-
den door meer in te zetten op een wervende aanpak die doelgroepen aanspreekt
en laagdrempelig is. Ook innovatieve aanpakken en experimenten, een eenvoudige
aanpak zonder complexiteit en administratieve rompslomp, een zo groot mogelijke
integratie van diverse steunregelingen, automatische toekenning van voordelen en
een snelle overdracht van de tegemoetkomingen (bijvoorbeeld door premies voor-
af uit te betalen in plaats van na de uitvoering van de investering) zijn volgens de
67