OASeS-Jaarboek2016-05 - page 107

Hoeveel bedraagt de minimale kostprijs voor energie in vlaanderen?
1 4
energiebesparing in werkelijkheid dan de theoretisch
mogelijke winst. Deze kunnen worden toegeschreven
aan bepaalde gedragseffecten en aan bepaalde fysieke
effecten die resulteren in een geringere energiebesparing
door betere isolatie (Haas & Biermayr, 2000). Hoe slechter
de woning is geïsoleerd, hoe meer mensen hiermee
rekening zullen houden in hun gedrag, bijvoorbeeld door
ongebruikte ruimtes niet te verwarmen, er op te letten
dat de thermostaat lager draait ’s nachts of bij verlaten
van de woning. Fysische rebound doet zich bijvoorbeeld
voor in beter geïsoleerde woningen. Die realiseren een
hogere gemiddelde temperatuur dan matiger geïsoleerde
woningen. Een hogere temperatuur ten opzichte van
de buitentemperatuur zorgt evenwel voor relatief
meer warmteverlies naar de omgeving toe. Ten derde speelt ook het weer een
bepalende rol in het energieverbruik. Voor de omzetting van de EPC-score naar het
theoretisch energieverbruik gebruikt men de waarden van een bepaald type-jaar,
maar in werkelijkheid kan de temperatuur gemiddeld hoger of lager liggen. Een
vierde factor die het energieverbruik mee bepaalt, is de aard en de instelling van de
radiatorkranen. Thermostatische radiatorkranen verhogen het comfort en hebben
een gunstige invloed op het verbruik van energie. Klassieke radiatorkranen of
slechte instellingen van de thermostaatkranen kunnen leiden tot een meerverbruik
van 15%.
Voor het bepalen van het noodzakelijk verbruik van de ruimteverwarming ge-
bruiken we de formules uit de EPB-software. We vertrekken hierbij van volgende
aannames en/of veronderstellingen. Het K-peil van een gemiddelde kwalitatieve
woning wordt gelijk gesteld aan 50. Voor bepaling van geleidingsverliezen en de
ventilatieverliezen wordt het ventilatiedebiet bepaald volgens de EPB-richtlijnen.
De gebouwgemiddelde temperatuur wordt berekend aan de hand van de opper-
vlaktes en de gewenste temperatuur per ruimte. De vloeroppervlaktes worden
bepaald op basis van de oppervlaktes die worden gebruikt in de korf huisvesting
voor de berekening van onderhoudskosten van een woning (Boeckx, 2009). Deze
voldoen steeds aan de minimum toelaatbare oppervlaktes van de Vlaamse Maat-
schappij voor Sociaal Wonen. De gewenste kamertemperaturen passen binnen de
aanbevelingen van de Wereld Gezondheidsorganisatie (WHO, 1987). De minimum-
temperatuur bedraagt 16 grade
n
8
, de gewenste maximumtemperatuur 16°C in de
slaapkamer, 18°C in de hal, 20°C in de keuken, 21°C in de leefruimte en 23°C in de
badkamer. Om een inschatting te maken van het aantal uren dat personen thuis
verblijven en de tijdsduren waarop de verschillende ruimtes op hun maximumtem-
peraturen moeten worden gehouden, beroepen we ons op het tijdsbestedingson-
derzoek van TOR (Glorieux e.a., 2006)
.
8
De eisen naar ruimteverwarming verschillen naargelang de omvang van het gezin,
maar ook naargelang de gezinssamenstelling. Gezinnen met kinderen zijn bijvoor-
beeld genoodzaakt om bepaalde ruimtes, zoals een slaapkamer of badkamer, op
Hoe slechter
de woning is
geïsoleerd, hoe
meer mensen
hiermee rekening
zullen houden in
hun gedrag
105
1...,97,98,99,100,101,102,103,104,105,106 108,109,110,111,112,113,114,115,116,117,...222
Powered by FlippingBook