Inleiding. Energiearmoede structureel bestrijden
bedrag zouden uitgeve
(de ‘Low Income High Costs’ indicator, zie hoofdstuk 1).
Voorgaande definities benaderen energiearmoede voornamelijk vanuit een mo-
netaire invalshoek. Zoals we in onze eerdere armoededefinitie zagen, ontstaat ar-
moede (en dus ook energiearmoede) echter uit de interactie tussen dit gebrek aan
middelen en andere vormen van uitsluiting. In het geval van energiearmoede wordt
deze specifieke interactie duidelijk als we de oorzaken en gevolgen van energiear-
moede verder in kaart brengen.
Uit eerder onderzoek weten we dat een gebrekkig inkomen en ontoereikende
woonomstandigheden, gecombineerd met hoge energieprijzen vaak de basis vor-
men van energiearmoede (Huybrechs, Meyer & Vranken, 2011). Gezinnen heb-
ben bijvoorbeeld onvoldoende middelen om hun elektriciteits- of gasfacturen te
betalen. Zo zijn de middelen van wie moet leven van een vervangingsinkomen of
bijstandsuitkering ontoereikend om noodzakelijke uitgaven te kunnen doen. De
energiekost stijgt in slecht geïsoleerde woningen en lekken drijven de waterfactuur
op. Ook strenge winters gaan gepaard met hogere energie-uitgaven. Bijkomende
factoren zijn energieverslindende elektrische huishoudtoestellen en het gedrag
van bewoners (niet alleen ‘verspilling’, maar bijvoorbeeld ook gebrekkige kennis,
zoals een onjuist gebruik van de thermostaat). Bovendien hebben sommige huis-
houdtypes hogere facturen, zoals gepensioneerden of zieken die vaker binnenshuis
blijven (Hills, 2012). Verder bepaalt de keuze voor de energiebron mee de prijs (zo
is elektrisch verwarmen meestal duurder, zie Huybrechs, Meyer, & Vranken, 2011).
Volgens Boardman (2010) verdient de energie-efficiëntie van woningen bijzondere
aandacht als de doorslaggevende factor. Daar waar lage inkomens en hoge energie-
prijzen zeker een rol spelen, vormen deze evenzeer een probleem voor mensen die
niet in energiearmoede leven.
With fuel poverty, the real differentiating cause is the energy efficiency of
the home as a result of insufficient capital expenditure on improving the
calibre of the home. […] This emphasis on capital expenditure is what diffe-
rentiates fuel poverty from poverty. Raising incomes can lift households out
of poverty, but rarely out of fuel poverty (Boardman, 2010, p.xv).
Door de werking van de woningmarkt in België en Vlaanderen wonen vooral men-
sen met een beperkt budget in woningen van gebrekkige kwaliteit. Uitsluiting op de
huisvestingsmarkt leidt dus tot bijkomende problemen op het vlak van energie, die
op hun beurt de energiefactuur opdrijven en zo de beschikbare middelen verklei-
nen. Hier zien we hoe armoede en het deelprobleem van energiearmoede nauw
verbonden zijn, maar in de context van energie specifieke mediërende factoren
zoals de woningmarkt bijdragen aan de accumulatie van uitsluitingen.
De gevolgen van energiearmoede voor andere levensdomeinen zijn in de literatuur
goed gedocumenteerd. Zo kan het leven in een koude, tochtige woning gezond-
heidsklachten veroorzaken (bijvoorbeeld luchtwegklachten en cardiovasculaire
19