Armoede en Sociale Uitsluiting Jaarboek 2016 - Blik op energiearmoede
de samenleving te geven, die meer aansluit bij de algemene levenspatronen of die
hen kansen geeft om te ontsnappen uit armoede. Voorbeelden zijn het hulp bieden
bij het zoeken naar een job, schuldbeheer of het tussenkomen in bepaalde kosten
(zoals transport of schoolmateriaal), gericht op mensen in armoede. Interventies
op dit niveau kunnen belangrijk zijn om de uitstroom van individuen uit armoede te
vergemakkelijken en dus langdurige armoede te vermijden. Het is echter belangrijk
om te beseffen dat met dergelijke interventies alleen het bestaan van armoede en
het risico daarop niet structureel verholpen kan worden (zie Vranken, 2014; Royce,
2015). De structurele oorzaken van armoede blijven intact.
Daarom is er een derde laag van structureel-systemische interventies die armoede
benaderen als een probleem van de gehele samenleving. De bedoeling is om in te
grijpen op de structurele productie van armoede. Dat kan enerzijds door ‘stroom-
opwaarts’ de structurele aanleidingen van armoede te beperken. Voorbeelden
zijn directe (sociale) jobcreatie en herverdeling van arbeid, maatregelen die discri-
minatie en ongelijkheid wegwerken, het uitbreiden en toegankelijker maken van
collectieve (preventieve) voorzieningen, enzovoort. Anderzijds kan men trachten
‘stroomafwaarts’ de val in armoede zelf onmogelijk te maken, door bijvoorbeeld
de gaten in de sociale zekerheid te dichten of door cruciale voorzieningen voor
zwakkere groepen, zoals sociale huisvesting, te versterken. Typisch houden deze
maatregelen een zekere vorm van herverdeling (van middelen en privileges) in, wat
één van de redenen is waarom er niet altijd een draagvlak is voor structurele ar-
moedebestrijding (Dierckx & Ghys, 2013). Daarom rekenen we tot deze laag ook
interventies die zich richten op het draagvlak en de politieke wil die nodig zijn voor
het realiseren van bovenstaande maatregelen. Dat kan dan bijvoorbeeld gaan over
sensibiliseren rond vooroordelen, politisering van armoede en ongelijkheid of de
mobilisering van de politieke stem van mensen in armoede (Royce, 2015).
Dit Jaarboek wil net zoals de vorige edities op een wetenschappelijke manier een
genuanceerd beeld brengen van de vele aspecten van armoede. In deze jaargang
focussen we expliciet op het thema energiearmoede. In wat volgt, reconstrueren
we de maatschappelijke context waarbinnen dit thema in onze contreien op de
agenda kwam.
3. De maatschappelijke context van het
energiearmoededebat in België en Vlaanderen
Het fenomeen van energiearmoede wordt nog niet zo heel lang onderkend als
maatschappelijk probleem. De toenemende publieke aandacht voor energiear-
moede is een internationale tendens, maar gebeurt erg ongelijk. In het Verenigd
Koninkrijk en Ierland wordt energiearmoede wellicht al het langst als een urgent
maatschappelijk en dus beleidsprobleem beschouwd. Vooral Brenda Boardman’s
(1991) boek over ‘fuel poverty’, gebaseerd op haar doctoraat, leidde tot een door-
braak, ook buiten academische kringen (Walker, Thomson, & Liddell, 2013). Zo
heeft het Verenigd Koninkrijk (VK) in de ‘UK Fuel Poverty Strategy’ van 2001, het
14