Hoeveel bedraagt de minimale kostprijs voor energie in vlaanderen?
1 4
met andere woorden de betaalbaarheid van de energiefactuur voor een belangrijk
deel door niet-energiegebonden elementen bepaald. Het is belangrijk om hiermee
rekening te houden bij het opstellen en interpreteren van indicatoren die de betaal-
baarheid van een minimaal noodzakelijk energiegebruik in kaart moeten brengen.
Wij zijn ervan overtuigd dat een normatief concept van wat een minimaal nood-
zakelijk energiegebruik is, de validiteit en empirische grondslag van bestaande in-
dicatoren zou kunnen versterken. Om een normatief concept uit te werken voor
de kostprijs van een minimaal noodzakelijke hoeveelheid energie hebben we in
dit hoofdstuk een beroep gedaan op het onderzoek naar referentiebudgetten. De
Belgische referentiebudgetten zijn geprijsde korven van goederen en diensten die
gezinnen minimaal nodig hebben om adequaat aan de samenleving te kunnen
deelnemen. Vertrekkend vanuit een normatief gefundeerd theoretisch kader over
menselijke behoeften, werd bepaald welke de noodzakelijke functies van energie
zijn met het oog op het vervullen van deze noden en welke hoeveelheid energie
minimaal noodzakelijk is voor Vlaamse gezinnen van een bepaalde gezinsomvang
en -samenstelling. De kostprijs van deze energiekorf vormt dan het zogenaamde
normatieve energiebudget.
Deze kostprijs varieert zowel met de gezinsomvang- en samenstelling als met het
type woning waarin de gezinnen wonen, alsook met het al dan niet uit werken gaan
van de volwassen gezinsleden. Zo bedroeg het normatieve energiebudget in juni
2016 87 euro per maand voor een alleenstaande werkende persoon tot 150 euro
per maand voor een gezin met twee opgroeiende kinderen, waarvan beide ouders
niet tewerkgesteld zijn. Beide bedragen vertegenwoordigen het gemiddelde ener-
giebudget voor drie verschillende types van woningen (twee-, drie- en viergevelwo-
ningen). Voor deze twee gezinnen vertegenwoordigt het normatieve energiebud-
get 7%, respectievelijk 6% van het totale noodzakelijke gezinsinkomen.
Om deze noodzakelijke kosten goed te kunnen inschatten, moesten heel wat veron-
derstellingen worden gemaakt met betrekking tot de keuze van het verwarmings-
systeem en de elektrische toestellen, de wijze waarop deze worden gebruikt en de
frequentie en hoeveelheid waarmee ze worden gebruikt. Bij het maken van deze
keuzes hebben we ons gebaseerd op bestaande wetten en richtlijnen, wetenschap-
pelijke expertise en ervaringen van burgers over hoe (spaarzaam) energie verbrui-
ken. Gezien de grote hoeveelheid aan keuzes mag de hier berekende kostprijs van
een – met het oog op adequate participatie- noodzakelijke hoeveelheid energie
niet worden gezien als een exacte ondergrens, maar eerder als een wetenschappe-
lijk geobjectiveerde schatting van het budget dat gezinnen minimaal nodig hebben
voor een noodzakelijk energiegebruik. We zijn hierbij van oordeel dat, mits verdere
verfijning, de in dit hoofdstuk voorgestelde methode en de hieruit resulterende
data een goede vertrekbasis vormen voor de verdere ontwikkeling van weten-
schappelijke en maatschappelijke tools om energiearmoede in ons land te meten,
te monitoren en te bestrijden.
We wensen tot slot te benadrukken dat dit normatief energiebudget in realiteit
117