Les in Lezen Onderzoekslijn 1 Rapport

Les in Lezen: Onderzoeksluik 1 – Umbrella review van effectief leesonderwijs 68 met leesbegrip daalt bij de overgang van de groep van 11-13-jarigen naar 14-18-jarigen, terwijl die van hardop lezen stabiel blijft. Correlaties zijn eveneens sterker als de tijd tussen het inoefenen van hardop en MAZE-lezen en de eigenlijke test korter is. Kortom, hardop lezen verklaart veel van de variatie binnen de resultaten voor begrijpend lezen, maar niet alles. Als meetinstrument is hardop lezen dus goed voor de identificatie, maar niet meteen voor de classificatie van lezers met leesmoeilijkheden. Tussentijdse conclusie Samenvattend kunnen we stellen dat de besproken studies evidentie vinden dat vlot lezen een sterke voorspeller is van begrijpend lezen als blijkt uit de sterke correlaties tussen vlot lezen van pseudowoorden (January & Klingbeil, 2020) alsook het decoderen van woorden (Garcia & Cain, 2014) en leesbegrip. Hardop lezen en een MAZE-taak blijken verder nuttige screeningsinstrumenten voor leesbegrip. 3.4.3 Vloeiend lezen (OV) → Begrijpend lezen (AV) Eén studie opgenomen in deze metareview onderzocht het verband tussen vloeiend lezen en begrijpend lezen. Wolters et al. (2020) bieden meer bepaald inzicht in de relatie tussen leesprosodie en leesbegrip. Zoals gesteld in de Inleiding, veronderstelt vloeiend lezen accuraat, vlot én met expressie lezen, wat aandacht impliceert voor prosodie. Daarbij ligt de klemtoon op intonatie, klemtoon, duur en pauzes. Terwijl de meeste meetinstrumenten voor vloeiend lezen prosodie niet meenemen, vulden Wolters en collega’s deze lacune op. Ze stelden vooreerst een sterke correlatie vast tussen leesprosodie en leesbegrip. Met andere woorden: leerlingen die hoger scoren op het accuraat, vlot en met expressie lezen, hebben een grotere kans dat ze de tekst die ze lezen ook beter begrijpen. Er zijn echter grote verschillen in effectgrootte tussen de studies in de meta-analyse, wat erop wijst dat leesprosodie een multidimensionaal construct is. Zo varieert de samenhang met leesbegrip afhankelijk van de bestudeerde prosodiekenmerken (bv. grammaticale of ongrammaticale pauzes, toonhoogte ...) of de beoordelingsschaal: wanneer leesprosodie met name wordt gemeten met een prosodiewaarderingsschaal is de correlatie sterker dan wanneer gemeten aan de hand van een spectrografische analyse (~ volwassen contour, een vorm van intonatie modulatie met een onderscheidend patroon van toonhoogten, tonen of klemtonen). De onderzoekers stippen als mogelijke verklaring hiervoor aan dat een waarderingsschaal meerdere aspecten in rekening brengt waardoor het een rijker beeld geeft van leesprosodie dan een meer gerichte spectrografische analyse. Ze gingen nog na of andere moderatoren van invloed waren op de relatie tussen leesprosodie en leesbegrip (t.w. onderwijsniveau, orthografische diepte), maar dat bleek niet het geval. Tussentijdse conclusie Het verdient aanbeveling dat leesprosodie voldoende aandacht krijgt, omdat het een goede voorspeller is van begrijpend lezen. Het is hierbij wel belangrijk in het achterhoofd te houden dat prosodie een vlag is die velerlei ladingen dekt waarbij de samenhang met leesbegrip kan variëren afhankelijk van de bestudeerde prosodiekenmerken of gehanteerde beoordelingsschaal. 3.4.4 Begrijpend lezen (OV) → Begrijpend lezen (AV) Onze metareview bevat elf studies die de mate bekijken waarin het gebruik van instructie (zowel algemeen met het oog op leesbegrip als specifiek rond leesstrategieën en opdrachten) bij het lezen voorspellend is voor het leesbegrip van leerlingen. We bespreken deze studies gegroepeerd volgens

RkJQdWJsaXNoZXIy MTg3Nzk=