Les in Lezen Onderzoekslijn 1 Rapport

Les in Lezen: Onderzoeksluik 1 – Umbrella review van effectief leesonderwijs 51 woord correct verklanken (analyse) en vervolgens plakken en het woord hardop lezen (synthese). Om het effect van phonics-training te kunnen isoleren, namen de auteurs enkel interventies mee waarbij de leerlingen uitsluitend instructie in phonics krijgen (al dan niet aan de hand van een computerprogramma), of waarbij instructie in phonics gecombineerd wordt met maximum één ander type leesinstructie (i.e. instructie in foneembewustzijn of instructie met globaalwoorden (bv. ‘sh’ wordt aangeleerd aan de hand van het woord ‘she’). We bespreken hier enkel de resultaten met betrekking tot het accuraat lezen van woorden. De auteurs tonen aan dat phonics-training een matige tot sterke samenhang heeft met vlot lezen. De samenhang is sterk voor het accuraat lezen van onregelmatige woorden, pseudowoorden en regelmatige/gemengde woorden. Belangrijk om mee te nemen is dat alle onderzochte interventies in een kleine groep of in een één-op-één-setting plaatsvonden. Gersten et al. (2020) bekeken in welke mate preventieve leesondersteuning effectief is voor de leesvaardigheid van beginnende lezers met een risico op leesachterstand (eerste tot het derde leerjaar). De onderzochte interventies omvatten activiteiten die risicolezers preventief ondersteunen door o.a. verlengde instructie aan te bieden. Interventies duurden minimum 8 uur en werden aangeboden aan kleine groepjes leerlingen, zowel binnen als buiten de schoolcontext, tijdens het schooljaar of tijdens de zomervakantie. Elke interventie behandelde verschillende aspecten van het lezen afhankelijk van de onderwijsbehoeften van de leerlingen – fonologisch bewustzijn, decoderen, leesvloeiendheid, spelling en soms ook schrijven. Bijna alle interventies hadden ook aandacht voor leesbegrip op een manier, alhoewel slechts enkele dit in detail beschrijven. Bijna alle interventies zetten systematische expliciete instructie in van woordlezen (phonics) en het vloeiend lezen van passages (passage reading fluency). De onderzoekers stellen vast dat de leesinterventies een matig effect hebben op (algemene) leesvaardigheid. Uit de moderatorenanalyse blijkt voor woordlezen en pseudowoordlezen het effect het grootst in vergelijking met vloeiend lezen en leesbegrip. Verder laat de analyse zien dat interventies met een component fonologisch bewustzijn minder impact hebben en interventies met een component spelling of schrijven het beter doen dan de overige interventies (zie ook Hoofdstuk Algemene leesvaardigheid). Gersten en collega’s onderzochten ook of het verband tussen de interventies en leesvaardigheid afhankelijk is van een aantal andere variabelen gekoppeld aan de studiekenmerken (o.a. design, vergelijkingsgroep, jaargroep, risicostatuut van leerlingen, type test, groepsgrootte, intensiteit van de interventie), maar geen van allen had een verband met vlot technisch lezen. Flynn et al. (2012) voerden een gelijkaardig onderzoek uit en gingen het effect van leesinterventies na op een waaier aan (lees)uitkomstmaten bij leerlingen (5de leerjaar-3de jaar secundair) met ernstige moeilijkheden op het vlak van technisch lezen die scoorden onder percentiel 25. Deze leesinterventies hadden verschillende focussen (bv. phonics, leesvloeiendheid, leesbegrip), maar de meerderheid van de interventies focuste op een combinatie van fonemisch bewustzijn en phonics-instructie. Bijna alle interventies bevatten instructieactiviteiten met verschillende vormen van expliciete inoefening, modelleren van vaardigheden en taakreductie en werden georganiseerd in kleine groep. Flynn en collega’s stellen vast dat de onderzochte leesinterventies een matige samenhang vertonen met een brede waaier aan leesuitkomsten van leerlingen met ernstige technische leesmoeilijkheden, waaronder accuraat technisch lezen. Dit geldt zowel voor gestandaardiseerde maten van correct lezen op woordniveau als decoderen van pseudowoorden (bv. lezen van pseudowoorden, phonics). Opvallend is dat de significantie wegvalt van zodra een component snelheid (leestempo) wordt toegevoegd, zoals bijvoorbeeld bij het lezen van pseudowoorden of korte zinnetjes. De onderzoekers keken ook of dit verband afhankelijk is van een aantal andere factoren (zoals instructiecondities, intensiteit en steekproefkenmerken), maar dat was niet het geval.

RkJQdWJsaXNoZXIy MTg3Nzk=