Les in Lezen Onderzoekslijn 1 Rapport

Les in Lezen: Onderzoeksluik 1 – Umbrella review van effectief leesonderwijs 105 3.6 Leesmotivatie In dit hoofdstuk brengen we de resultaten samen van studies die ons informeren over variabelen die een impact hebben op de component leesmotivatie. Zoals toegelicht in de Inleiding, kunnen een aantal kenmerken van leesmotivatie als afhankelijke variabelen (AV) onderzocht worden in onderzoek, zoals verschillende motivatietypes, leesfrequentie en leesbetrokkenheid. Het literatuuronderzoek resulteerde in twee studies met leesmotivatie als focus. In deze studies werd nagegaan of leesmotivatie beïnvloed wordt hetzij door leesvaardigheid, hetzij door leesactiviteiten met een motivationele component. 3.6.1 (Algemene) leesvaardigheid (OV) → Leesmotivatie (AV) Toste et al. (2020) onderzochten de relatie tussen leesvaardigheid, met name technisch en begrijpend lezen, en leesmotivatie bij kinderen van de kleuterklas tot en met het zesde secundair. De onderzoekers vonden een matige samenhang tussen leesvaardigheid en leesmotivatie. Bovendien blijkt dat leesvaardigheid een sterkere voorspeller is van leesmotivatie dan omgekeerd. Vooral lezen op jonge leeftijd voorspelt latere motivatie. De auteurs waarschuwen voor de interpretatie van leesmotivatie als een algemene voorspeller van lezen en geven terecht aan dat de gerapporteerde effecten geen rekening houden met het scala aan leerlingkenmerken omtrent leesprestaties (bv. achtergrondkennis, verwerkingssnelheid, executieve functies, aandacht). De sterkte van het gevonden verband is bovendien afhankelijk van de manier waarop motivatie wordt gedefinieerd. De onderzoekers maken een onderscheid tussen (1) doeloriëntatie, (2) overtuigingen, (3) dispositie en (4) intrinsieke motivatie. Doeloriëntatie verwijst naar de normale leesaanpak van een leerling en de intenties met betrekking tot de leeshandelingen (inclusief prestatie- en beheersingsdoelen). Overtuigingen verwijst zowel naar overtuigingen over zichzelf, de percepties en oordelen van de leerling met betrekking tot zijn competentie, vaardigheden en capaciteiten (d.w.z. zelfeffectiviteit, zelfconcept, agency), alsook overtuigingen over lezen, perceptie van en oordeel over leesactiviteiten en de leerling zijn/haar ervaringen met lezen (d.w.z. verwachtingen, waarde). Dispositie verwijst naar de gevoelens van de leerling over lezen of de positieve oriëntatie ten aanzien van lezen over een bepaald onderwerp (d.w.z. houding, interesse). Intrinsieke motivatie, tenslotte, verwijst naar brede motivatie en brengt elementen samen die niet direct aanleunen bij een van de andere constructen. Uit de resultaten blijkt dat leesvaardigheid de grootste samenhang vertoont met leesmotivatie wanneer deze gedefinieerd wordt als ‘(brede) intrinsieke motivatie’, als ‘overtuigingen’ (beliefs) of als ‘dispositie’. De samenhang tussen leesvaardigheid en leesmotivatie is het kleinst wanneer leesmotivatie gedefinieerd wordt als ‘doeloriëntatie’. De onderzoekers gingen eveneens na of het verband afhankelijk is van andere factoren (leesdomein, doelgroep, onderwijsniveau), maar dat was niet het geval. 3.6.2 Leesmotivatie (OV) → Leesmotivatie (AV) McBreen en Savage (2020) onderzochten in welke mate leesinterventies met een motivationele component een invloed hebben op de leesvaardigheid en leesmotivatie van leerlingen van het lager

RkJQdWJsaXNoZXIy MTg3Nzk=