Les in Lezen Onderzoekslijn 1 Rapport

Les in Lezen: Onderzoeksluik 1 – Umbrella review van effectief leesonderwijs 65 3.4 Begrijpend lezen Dit hoofdstuk beschrijft de bevindingen van de overzichtsstudies voor begrijpend lezen. Deze afhankelijke variabele wordt op verschillende manieren geoperationaliseerd: open, gesloten en/of meerkeuzevragen bij een tekst beantwoorden, kernwoorden uit een tekst invullen in een gatentekst (cloze test), een passage of verhaal navertellen, maar bijvoorbeeld ook de kerngedachten uit de tekst halen, een tekst samenvatten, betekenis en/of informatie afleiden uit een tekst, enz. Zoals in de Inleiding gesteld, spelen verschillende factoren in op elkaar bij het complexe proces van begrijpend lezen. Als onafhankelijke variabelen (OV) bekijken we eerst de invloed van voorbereidende leesvaardigheden zoals foneemsegmentatie of letternamen benoemen (3.4.1). Daarna bespreken we de voorspellende waarde van vlot lezen (3.4.2) en vloeiend lezen (3.4.3) op begrijpend lezen. Een groot aantal studies opgenomen in deze umbrella review onderzoeken de mate waarin instructie in leesbegrip zelf, bijvoorbeeld door in te zetten op mondelinge vaardigheden en op leesstrategieën, een effect hebben op het leesbegrip van leerlingen (3.4.4). Andere studies hebben een bredere invalshoek en onderzoeken het effect of de samenhang met algemene leesvaardigheid (3.4.5). Verder bekijken we ook de invloed van interventies rond schriftelijke vaardigheden (3.4.6) en leesmotivatiecomponenten (3.4.7) op begrijpend lezen. We eindigen dit hoofdstuk met variabelen die samenhangen met eigenschappen van de leerling zelf, oftewel met een focus op doelgroepen (3.4.8). 3.4.1 Voorbereidende leesvaardigheden (OV) → Begrijpend lezen (AV) Onze metareview bevat vijf studies die nagaan of voorbereidende leesvaardigheden voorspellend zijn voor begrijpend lezen. January en Klingbeil (2020) bestudeerden curriculum-gebaseerde screeningsinstrumenten die vroege leesvaardigheden van kleuters en leerlingen uit het eerste en tweede leerjaar evalueren met als doel risicolezers te identificeren. De onderzoekers gingen in hoeverre deze instrumenten samenhangen met andere deelvaardigheden op hetzelfde moment of voorspellend zijn voor de leesvaardigheid van dezelfde kinderen op een later tijdstip. We focussen hier op de leesuitkomsten met betrekking tot begrijpend lezen (maar zie ook hoofdstukken 3.2 Vlot Lezen, 3.5 Algemene leesvaardigheid). Als het gaat over het voorspellen van leesvaardigheid op een later tijdstip (3 tot 88 maanden) rapporteren de onderzoekers gemiddeld een matig tot sterk verband tussen foneem-segmentatie, letternamen benoemen en begrijpend lezen. Ook Hjetland et al. (2020) onderzochten de mate waarin voorbereidende leesvaardigheden belangrijke voorspellers zijn voor begrijpend lezen. Ze vonden een matige correlatie tussen alle onderzochte voorspellers en begrijpend lezen. Zowel een sterker fonologisch bewustzijn (foneembewustzijn, rijmbewustzijn) als een betere letterkennis, een uitgebreidere woordenschat en een betere kennis van grammatica gaan gepaard met een sterker leesbegrip. Voor snel serieel benoemen (RAN) vonden de onderzoekers een matige negatieve correlatie met leesbegrip en voor nazeggen van pseudowoorden een kleine negatieve correlatie wat erop wijst dat leerlingen die de taak sneller uitvoerden, een hoger leesbegrip lieten zien. Net zoals bij de uitkomsten voor vlot lezen (zie hoofdstuk 3.2), verschilden echter ook nu de, door de auteurs geïncludeerde primaire studies, sterk van elkaar op het vlak van de gevonden effecten. Geen van de onderzochte moderatoren (bv. aantal jaren leesinstructie, sample size, type van test voor leesbegrip) bleek de relaties tussen de voorspellers en begrijpend lezen echter te modereren.

RkJQdWJsaXNoZXIy MTg3Nzk=