Les in Lezen Onderzoekslijn 1 Rapport

Les in Lezen: Onderzoeksluik 1 – Umbrella review van effectief leesonderwijs 36 met woorddefinities of het uitspreken van woorden en herhaald aanbod van woorden. Ook visuele ondersteuning en gebaren werden frequent ingezet, zoals het aanwijzen van plaatjes, en interactievaardigheden zoals het aangeven van aanwijzingen, beurt afwachten, uitbreiden van antwoorden, antwoorden modelleren, denktijd geven, feedback geven. Daarnaast werd gewerkt met betekenisrelaties, koppelen van nieuwe woorden aan reeds bekende concepten, opbouwen van makkelijkere naar meer complexe concepten. Het aantal woorden dat werd aangeboden, varieerde van 3 tot 17 per week en 3 tot 9 per boek. De onderzoekers focusten op (1) de mate waarin de woordenschatinstructie in de interventies een extra component bevatten naast het geven van definities, (2) het onderscheid tussen expliciete instructie van woordenschat en impliciet leren van woorden aan de hand van het voorlezen uit prentenboeken en (3) de onderwijstaal. Woordenschat werd zowel receptief als productief gemeten aan de hand van zelf ontwikkelde instrumenten. Kong en Hurless besluiten dat de woordenschatinstructie een positieve impact heeft, zowel op de receptieve woordenschatkennis (matige tot sterke effecten) als op de productieve woordenschatkennis (kleine tot sterke effecten). De sterkte van dit effect is afhankelijk van enkele factoren. Zo blijkt dat woordenschatinterventies waarbij enkel definities worden gegeven of de doelwoorden gewoon worden genoemd, minder effect bereiken dan woordenschatinterventies met daarnaast nog een interactieve component. Ook blijkt dat expliciete instructie zonder gebruik van prentenboeken even effectief of effectiever is dan het impliciet verwerken van woorden (bij het interactief voorlezen van prentenboeken). En tweetalige instructie of instructie in de thuistaal blijkt beter dan instructie in de onderwijstaal (Engels), zowel voor de toename van woordenschatkennis in de onderwijstaal als in de thuistaal. De onderzoekers merken op dat de thuistaal van het kind kan helpen bij het leren van woordenschat in de tweede taal. Omgekeerd is dit niet noodzakelijk het geval. Andere factoren blijken niet of niet eenduidig relevant. De onderzoekers rapporteren dat er mogelijk sprake kan zijn van een publication bias, waardoor positieve effecten meer nadrukkelijk aanwezig kunnen zijn. We moeten de resultaten dus met enige voorzichtigheid bekijken. In elk geval is verder onderzoek wenselijk. Hierbij is ook relevant om na te gaan wat de precieze werkzame elementen zijn in de interventies omdat ze doorgaans verschillende strategieën combineren. Hur et al. (2020) onderzochten in hoeverre onderwijsinterventies de voorbereidende leesvaardigheden verhogen bij jonge leerlingen tussen 3 en 5 jaar die een andere thuistaal hebben en Engels als onderwijstaal leren. De interventies focusten op verschillende aspecten van voorbereidende leesvaardigheid. De meerderheid legde de klemtoon op mondelinge taalvaardigheid, al dan niet gecombineerd met voorbereidende schriftelijke vaardigheden (codegerelateerde vaardigheden o.a. alfabetische kennis, foneembewustzijn, inzicht in geschreven taal, rijmen). Vaak werden er boeken gelezen als deel van de interventie, soms werden ook andere manieren gehanteerd (het gebruiken van materialen, het benoemen van woorden in het Engels, het uitbreiden van de taal of intentionele instructie in voorbereidende schriftelijke vaardigheden). In de meeste studies werd eerst in de thuistaal instructie gegeven en vervolgens in het Engels (tweetalig). In sommige studies gebeurde de instructie eentalig (enkel Engels of enkel thuistaal). Verdere inhoudelijke informatie over de interventies werd niet gegeven. De uitkomsten van de verschillende studies blijken sterk te verschillen en zijn soms tegenstrijdig. Er werd ook geen gedetailleerde informatie gegeven over de precieze inhoud van de interventies. Daarom is het niet mogelijk op basis van dit onderzoek duidelijke conclusies te trekken over welke interventies een gunstig effect hebben op de voorbereidende leesvaardigheid van leerlingen met een andere thuistaal die Engels als onderwijstaal leren. Ook de onderzoekers zelf zijn voorzichtig in hun besluiten. Ze stellen dat tweetalige instructie wellicht effectief is om de Engelstalige voorbereidende leesvaardigheid van kinderen te stimuleren en dat deze instructie geen negatief effect heeft op het leren van de thuistaal van de kinderen. Ze stellen dat de resultaten doen vermoeden dat enkel

RkJQdWJsaXNoZXIy MTg3Nzk=