Les in Lezen Onderzoekslijn 1 Rapport

Les in Lezen: Onderzoeksluik 1 – Umbrella review van effectief leesonderwijs 112 suggereren dat instructie in zowel decodeervaardigheid als woordenschat van belang is om het werkgeheugen minder te belasten tijdens het begrijpend lezen. Instructie die het werkgeheugen tijdens de opbouw van woordrepresentaties minder sterk aanspreekt, zou volgens de auteurs ook leesbegrip bij jonge lezers kunnen faciliteren. Deze vier correlaties (tussen werkgeheugen enerzijds en respectievelijk woordenschat, fonologische vaardigheden, decodeervaardigheid en begrijpend luisteren/lezen anderzijds) worden beïnvloed door de verschillende domeinen van het werkgeheugen (verbaal, numeriek, visueel-ruimtelijk en gecombineerd). Zo is vóór het vierde leerjaar de relatie met lezen aanwezig voor alle domeinen van het werkgeheugen. Vanaf het vierde leerjaar vertoont het verbale werkgeheugen een sterkere relatie dan het visueel-ruimtelijke werkgeheugen met de vier deelvaardigheden (woordenschat, fonologische vaardigheden, decodeervaardigheid en begrijpend luisteren/lezen). Met andere woorden, voor leerlingen tot en met het derde leerjaar is het werkgeheugen een goede voorspeller van de leesvaardigheden. Voor oudere leerlingen blijkt dat het verbale werkgeheugen een betere voorspeller is voor de leesvaardigheden (woordenschat, fonologische vaardigheden, decodeervaardigheid en begrijpend luisteren/lezen) dan het visueel-ruimtelijke werkgeheugen. De relatie tussen werkgeheugen en lezen wordt dus ook beïnvloed door het onderwijsniveau (d.w.z. het vierde leerjaar), maar niet voor alle gemeten leesvaardigheden. Het onderwijsniveau blijkt relevant voor de mate waarin het werkgeheugen de vaardigheden omtrent woordenschat en begrijpend luisteren/lezen kan voorspellen, maar niet met betrekking tot fonologische vaardigheden en decodeervaardigheid. Daarbij blijkt dat het werkgeheugen vooral invloed uitoefent in een vroeg stadium bij jongere lezers: vóór het vierde leerjaar is er een sterkere relatie tussen werkgeheugen en woordenschat, en tussen werkgeheugen en leesbegrip, dan in de hogere onderwijsniveaus. Het type taak beïnvloedt enkel de relatie tussen werkgeheugen en decodeervaardigheid. De samenhang is sterker tussen werkgeheugen en het lezen van woorden dan tussen werkgeheugen en het lezen van pseudowoorden. Bovendien blijkt ook dat werkgeheugen meer gerelateerd is aan het accuraat lezen van woorden dan aan het accuraat lezen van zinnen of passages. Het type taak was niet van invloed op de relatie tussen werkgeheugen enerzijds en woordenschat, fonologische vaardigheden en begrijpend luisteren/lezen anderzijds. De auteurs maken een belangrijke conclusie voor de praktijk. Hoewel er een verband is tussen werkgeheugen en de verschillende maten die samenhangen met lezen (fonologische vaardigheden, woordenschat, decodeervaardigheid, begrijpend lezen), gaat het hier om redelijk kleine tot matige correlaties. Deze resultaten suggereren dat werkgeheugentraining op zich wel invloed kan hebben, maar dat die invloed klein zal zijn. Werkgeheugentraining zal dus niet volstaan om leesvaardigheid te versterken. 3.7.8 Professionalisering van leraren (OV) Didion et al. (2019) onderzochten de impact van professionalisering van leraren op de leesvaardigheid van leerlingen in het basisonderwijs. De professionalisering van leerkrachten werd op verschillende manieren georganiseerd, vaak in combinatie met elkaar. In dalende volgorde van frequentie: bijeenkomsten in grote groep, coaching, zomercursussen, professionele leergemeenschappen en online training. Didion en collega’s stellen vast dat professionalisering van leraren gemiddeld een klein effect heeft op de algemene leesvaardigheid van leerlingen en op codegerelateerde vaardigheden (vlot lezen, maar ook fonologisch bewustzijn). De onderzoekers stellen ook vast dat professionalisering van leerkrachten een heel klein effect op begrijpend lezen (geoperationaliseerd als een combinatie van

RkJQdWJsaXNoZXIy MTg3Nzk=