Les in Lezen Onderzoekslijn 1 Rapport

Les in Lezen: Onderzoeksluik 1 – Umbrella review van effectief leesonderwijs 103 en produceren van fonemen en bij oudere leerlingen vooral in te zetten op intensieve directe instructie die op decoderen, leesvloeiendheid en leesbegrip focust (Benner et al., 2010). Voor jongeren met emotionele gedragsstoornissen blijkt het effectief om buiten het klaslokaal leesinterventies te organiseren (Garwood et al., 2014). 3.5.5.4 Leerlingen met een fysieke beperking Machalicek et al. (2010) onderzochten het effect van geletterdheidsinterventies op de leesvaardigheid van leerlingen met een fysieke beperking en/of ontwikkelingsstoornis, die Ondersteunde Communicatie gebruiken. Ondersteunende Communicatie is het inzetten van alle mogelijke communicatievormen en -hulpmiddelen om communicatie toch mogelijk te maken met mensen die - vanwege (ernstige) stoornissen of beperkingen - belemmeringen ervaren in het waarnemen, verwerken, begrijpen en uiten van spraak, gebarentaal en schrift. De onderzochte leerlingen zijn tussen 3 en 14 jaar en communiceren met behulp van een extern apparaat zoals bijvoorbeeld een pictogrammenbord of een spraakcomputer. De interventies zetten op verschillende manieren in op geletterdheid, bijvoorbeeld door te werken aan woordenschat, narratieve vaardigheden, fonemisch bewustzijn, phonics, leesvloeiendheid of leesbegrip, maar ook door de deelname aan leesactiviteiten te proberen vergroten (zelf een boek kiezen, de aandacht behouden tijdens het voorlezen…). De meeste interventies vinden thuis of op school plaats, tijdens het voorlezen van verhalenboeken in één-op-één-begeleiding. De onderzoekers stellen vast dat er een effect is van de interventies op de algemene leesvaardigheid van leerlingen met een fysieke beperking en/of ontwikkelingsstoornis, die Ondersteunde Communicatie gebruiken. In de meest succesvolle interventies werd telkens een vorm van systematische instructie gebruikt, zoals directe instructie, van minste naar meeste opvragen of scaffolding (bv. uitingen van het kind herhalen of aanvullen, of communicatie uitlokken met behulp van w-vragen: wie, wat, hoe, waarom, wanneer…). Deze positieve resultaten moeten echter met voorzichtigheid geïnterpreteerd worden, gezien de lage methodologische kwaliteit van de primaire studies. Stauter et al. (2019) gingen na wat de impact is van ondersteunende technologie op de leesvaardigheid van leerlingen met fysieke beperkingen. Een apparaat voor ondersteunende technologie wordt gedefinieerd als: elk item, apparaat of productsysteem, of het nu commercieel is of niet, aangepast of niet, dat wordt gebruikt om de functionele mogelijkheden van een kind met een beperking te verbeteren. Stauter en collega’s beschrijven in hun studie enkele goede praktijken, maar rapporteren geen experimenteel onderzoek. Ze stellen vast dat ondersteunende technologie computergebaseerde leesinstructie kan faciliteren bij leerlingen met fysieke beperkingen, maar de onderzoekers kunnen geen specifieke technologie aanbevelen. Een vergelijking tussen technologieën is niet mogelijk door de grote variatie in meetinstrumenten binnen de primaire studies. De primaire studies rapporteerden een positieve impact van de ondersteunende technologie op het zelf kunnen maken van keuzes, verschillende componenten van geletterdheidsontwikkeling (woordenschat, begrip, letteridentificatie, printconcepten, fonemisch bewustzijn) en deelname aan geletterdheidsactiviteiten. Tussentijdse conclusie Op basis van deze resultaten kunnen we besluiten dat het een veelbelovende piste is om leerlingen met een fysieke beperking via Ondersteunende Communicatie, technologie en computers te ondersteunen in het verbeteren van hun leesvaardigheid (Machalicek et al., 2010). Ook lijkt het

RkJQdWJsaXNoZXIy MTg3Nzk=