Les In Lezen

17 FICHE 2 Welke praktijktips horen bij dit antwoord? • Breng de betekenis van nieuwe woorden aan, en verduidelijk de betekenis. Daarvoor bestaan verschillende goede manieren: » Illustreer de betekenis door uitbeelden, aanwijzen of visueel materiaal als foto’s, prenten, filmpjes of voorwerpen. » Denk hardop. Bijvoorbeeld: “Lien is de assistent. Ah, Lien is dus de nieuwe hulp.” » Breng een woord visueel in verband met woorden die qua vorm of betekenis verwant zijn, bijvoorbeeld via een woordwolk of conceptmap. » Gebruik ezelsbruggetjes. Bijvoorbeeld: het woord trio lijkt op het Nederlandse woord drie of het Engelse woord three. • Lees een verhaal herhaald voor. » Tijdens de eerste lectuur staan je leerlingen stil bij de betekenis van een aantal doelwoorden. » Tijdens de tweede lectuur gebruiken ze de nieuw opgedane woordenschatkennis om de inhoud van het verhaal of de tekst nog beter te begrijpen. » Of je leest het verhaal de eerste keer voor zonder al te veel onderbrekingen, verduidelijkt zo nodig moeilijke woorden en maakt af en toe een opmerking om de leerlingen bij het verhaal te betrekken of de spanning te verhogen. Je gaat in op de beleving van de leerlingen zelf en gebruikt dit als een opstapje om de tweede keer dieper in te gaan op de structuur van het verhaal en de inhoud. • Zet interactiviteit niet alleen in tijdens het voorlezen. Ook voor en na het voorlezen liggen er kansen om het verhaalbegrip en de woordenschat bij leerlingen te versterken. » Bereid het verhaal voor via preteaching in kleine groep, zonder de plot te verklappen! Zo bouwen je leerlingen achtergrondkennis op die ze vervolgens kunnen gebruiken om de inhoud van het verhaal te begrijpen. » Daag je leerlingen uit om het verhaal na het voorlezen na te spelen of na te vertellen. Dat biedt ze een extra kans om woorden en zinnen uit het verhaal zelfstandig en op een correcte manier te gebruiken. Ook versterk je hierdoor het verhaalbegrip. » Stel na het voorlezen vragen over de inhoud van het verhaal. Bijvoorbeeld over de opbouw van het verhaal (begin, midden, einde), de motieven en de gevoelens van de personages. Ga ook in op zaken die in de tekst vermeld worden, maar wel noodzakelijk zijn om de opeenvolging van gebeurtenissen te begrijpen. Welke praktijkvoorbeelden horen bij dit antwoord? • Luisterbegrip en vertelvaardigheden stap voor stap stimuleren bij kleuters | Fiche Taaltrajecten | UAntwerpen Wil je meer weten over dit onderwerp, neem dan hier een kijkje: • Voorleestips | Iedereen Leest Wil je meer weten over het onderliggende onderzoek, kijk dan zeker naar deze studies: • Fikrat-Wevers, S., van Steensel, R., & Arends, L. (2021). Effects of family literacy programs on the emergent literacy skills of children from low-SES families: A meta-analysis. Review of Educational Research, 91(4), 577-613. • Mol, S. E., & Bus, A. G. (2011). To read or not to read: a meta-analysis of print exposure from infancy to early adulthood. Psychological bulletin, 137(2), 267-296. • Van Steensel, R., McElvany, N., Kurvers, J., & Herppich, S. (2011). How effective are family literacy programs? Results of a meta-analysis. Review of Educational Research, 81(1), 69-96.

RkJQdWJsaXNoZXIy MTg3Nzk=