Les in Lezen Onderzoekslijn 1 Rapport

Les in Lezen: Onderzoeksluik 1 – Umbrella review van effectief leesonderwijs 91 3.5 Algemene leesvaardigheid In dit hoofdstuk brengen we de resultaten samen van studies die ons informeren over variabelen die een impact hebben op de component Algemene leesvaardigheid. Zoals toegelicht in de Inleiding, beschouwen we algemene leesvaardigheid als een mix van voorbereidende geletterdheid, technisch en begrijpend lezen. Het literatuuronderzoek resulteerde in 29 studies waarin algemene leesvaardigheid een focus was. Als onafhankelijke variabelen (OV) bekijken we in deel 3.5.1 de invloed van voorbereidende leesvaardigheden. Onze review leverde geen resultaten op die de relatie nagaan tussen vlot, vloeiend en begrijpend lezen en algemene leesvaardigheid. In deel 3.5.2 bespreken we de interventies die op verschillende componenten tegelijkertijd inzetten, en die een impact op de algemene leesvaardigheid kunnen hebben. Studies die de invloed nagaan van bredere schriftelijke vaardigheden zoals interventies voor spelling en schrijven komen aan bod in deel 3.5.3. In deel 3.5.4 bekijken we de relatie tussen componenten voor leesmotivatie en algemene leesvaardigheid. We eindigen dit hoofdstuk in deel 3.5.5 met studies die variabelen bestuderen die samenhangen met eigenschappen van de leerling zelf. 3.5.1 Voorbereidende leesvaardigheden (OV) → Algemene leesvaardigheid (AV) Het literatuuronderzoek leverde drie recente overzichtsstudies op die de relatie tussen voorbereidende leesvaardigheden en algemene leesvaardigheid bestuderen. Een eerste studie kijkt naar hoe voorbereidende leesvaardigheden zoals foneembewustzijn, rijmbewustzijn en verbaal kortetermijngeheugen de leesvaardigheid van jonge lezers voorspellen. De volgende studie kijkt naar de predicatieve waarde van curriculum-gebaseerde screeningsinstrumenten van vroege leesvaardigheden van kleuters. De laatste studie analyseert de impact van morfologische instructies. Melby-Lervag (2012) onderzocht in welke mate foneembewustzijn, rijmbewustzijn en verbaal kortetermijngeheugen de leesvaardigheid van jonge lezers voorspellen. Deze leerders zijn 5 tot 10 jaar, dus volgen les in de derde kleuterklas tot het vierde leerjaar. De onafhankelijke variabelen werden op de volgende manieren geoperationaliseerd: foneembewustzijn werd voornamelijk onderzocht met foneemdeletietaken, en rijmbewustzijn met o.a. rijmbeoordelingstaken en blending. Het verbaal kortetermijngeheugen werd in kaart gebracht via taken zoals woorden herhalen en cijferreeksen in omgekeerde volgorde nazeggen. De afhankelijke variabele leesvaardigheid werd onderzocht met een waaier aan gestandaardiseerde tests. Deze studie toont aan dat er een matige correlatie is tussen foneembewustzijn, rijmbewustzijn, verbaal kortetermijngeheugen en algemene leesvaardigheid. Bovendien is foneembewustzijn bij alle leerlingen uit de verschillende leeftijdsgroepen (dus uit de derde kleuterklas tot het vierde leerjaar) een sterkere voorspeller dan rijmbewustzijn of verbaal kortetermijngeheugen. Bij deze resultaten zijn er twee belangrijke opmerkingen aan te stippen. Ten eerste zegt deze correlatie niets over een eventuele causale relatie tussen de verschillende variabelen. Het is dus best mogelijk dat de dominantie van foneembewustzijn vooral toont dat leren lezen een effect op foneembewustzijn heeft. De onderzochte groep leerlingen was immers al gestart met formeel leesonderwijs, terwijl men dit in Vlaanderen pas na het kleuteronderwijs organiseert. Ten tweede kan men op basis van deze studie niet uitsluiten dat rijmbewustzijn en/of het verbaal kortetermijngeheugen het lezen op een eerder punt in de ontwikkeling beïnvloedt, hetzij indirect, hetzij direct, of allebei.

RkJQdWJsaXNoZXIy MTg3Nzk=