Les in Lezen Onderzoekslijn 1 Rapport

Les in Lezen: Onderzoeksluik 1 – Umbrella review van effectief leesonderwijs 41 onderwijstaal, en ook omgekeerd (Prevoo et al., 2015). De relatie tussen mondelinge taalvaardigheid en voorbereidende schriftelijke vaardigheden is dus sterker binnen een taal dan tussen talen. Over zwakke lezers kunnen we op basis van de drie studies weinig uitspraken doen. Vermoedelijk ondervinden ze baat bij interventies die aandacht besteden aan morfologie om hun voorbereidende leesvaardigheden te versterken, ten minste indien dit gecombineerd wordt met andere componenten (Goodwin & Ahn, 2010). Verder stellen we vast dat phonics-instructie bij zwakke lezers niet zomaar leidt tot een verbetering van hun fonologische vaardigheden (McArthur et al., 2018). Lezers met hyperlexie hebben niet alleen moeite met leesbegrip, maar tonen ook een minder goed luisterbegrip. Daarnaast is ook hun fonemisch bewustzijn van minder goede kwaliteit, en blijken luisterbegrip en fonemisch bewustzijn met elkaar te correleren (Zhang & Joshi, 2019). Een andere belangrijke doelgroep zijn kinderen en adolescenten met verstandelijke beperkingen. Bij hen hebben interventies die op voorbereidende leesvaardigheid inzetten een matig effect (Reichow et al., 2019). Voor personen die nood hebben aan augmentatieve en alternatieve communicatie blijkt er een groot effect van speciaal voor hen ontworpen interventies die zijn gericht op voorbereidende schriftelijke vaardigheden (Yorke et al., 2021). Deze interventies blijken het meest effectief wanneer ze gebruik maken van (1) directe instructie, (2) focussen op een beperkt aantal vaardigheden en (3) mogelijkheden bieden voor expliciete oefening van de te meten vaardigheid. Instructie in ‘shared reading’ (voorlezen, dialogisch lezen, interactief lezen) lijkt de voorbereidende leesvaardigheden (inzicht in geschreven taal en woordenschat) te verbeteren van kinderen en jongeren, van 3 tot 21 jaar, met uitgebreide onderwijsbehoeften (bv. verstandelijke beperking, meervoudige beperking, ASS, en doof-blindheid) (Toews et al., 2021). 3.1.5 Samenvatting Voorbereidende leesvaardigheden De ingesloten reviews tonen vaak kleine tot matige effecten van interventies op de voorbereidende leesvaardigheden. Het valt op dat de effecten voor de mondelinge vaardigheden (woordenschat, verhaalbegrip) vaak wat kleiner of onzekerder zijn dan voor schriftelijke voorbereidende vaardigheden (vaak letterkennis, fonologisch bewustzijn). Heel wat reviews behandelen voorleesinterventies, soms in de thuiscontext, soms op school, of met behulp van technologie en voor diverse doelgroepen. Vaak gaat het om uitgebreide voorleesinterventies die zich niet tot de voorleesmomenten beperken, maar daar nog andere activiteiten aan koppelen. Zulke voorleesinterventies blijken over het algemeen positief te zijn voor de voorbereidende leesvaardigheden. De reviews onthullen ook een aantal belangrijke aanbevelingen voor de aanpak van voorleesinterventies. In de context van gezinnen blijken ze het best te werken als het gaat om doelgerichte programma's met een beperkte set aan doelen en activiteiten in één context (ofwel thuis, ofwel op school). Verder leert het onderzoek dat we bij het gebruik van digiboeken moeten vermijden om de aandacht van leerlingen af te leiden met interactieve elementen. Extra nonverbale informatie (animaties, achtergrondgeluid, muziek) die aansluit bij het aangeboden verhaal, ondersteunt daarentegen het taalbegrip van kinderen wel, in het bijzonder van kinderen met een risico op taalvertraging. Worden de voorleesinterventies ingezet om de woordenschatontwikkeling te bevorderen, blijkt het beter om niet alleen interessante doelwoorden te gebruiken en te verklaren, maar deze ook mee te nemen in de gesprekken voor/tijdens/na het voorlezen. Ook tweetalige instructie is wellicht effectief. Voorleesinterventies bestaan ook voor oudere kinderen na de start van het formeel leesonderwijs, maar daarnaast zijn er voor deze doelgroep algemene geletterdheidsprogramma’s, vaak met een

RkJQdWJsaXNoZXIy MTg3Nzk=