Taalintegratietrajecten Wetenschappelijk rapport
73 In de OKAN-expertgroep met vijf praktijkexperten kwam ‘motivatie leraren of ondersteuners’ als belangrijkste en eerste randvoorwaarde uit de bus na drie Delphi-rondes. Hiermee wordt er bedoeld dat er nog te vaak beschikbare uren worden gegeven aan nieuwe leraren of leraren die dit niet wensen, waardoor dit vaak een verplichting of aanvulling van in te vullen uren is. Om goede resultaten te behalen is het echter van belang dat de leraar gemotiveerd is om te leren en kritisch over zijn praktijk reflecteert. Op plaats twee staat ‘samenwerking regulier onderwijs en OKAN’ . De deelnemers geven aan dat leerlingbegeleiders vaak ervaring met OKAN-leerlingen missen. Samenwerking met OKAN-experten (zoals een ex-OKAN leraar of gelijkaardig door ervaring/opleiding) is dan ook gewenst. Door expertise uit te wisselen leren leraren hoe ze met deze doelgroep moeten omgaan. Hoe kunnen ze bijvoorbeeld op de goede manier differentiëren? Hoe moeten ze omgaan met de bagage van leerlingen? Daarnaast krijgen OKAN-leraren zo voeling met de verwachtingen in het reguliere onderwijs. We moeten vermijden dat OKAN een afgescheiden entiteit op school is. ‘Extra middelen’ vervolledigt de top drie. Dit soort projecten zijn praktisch niet haalbaar zonder extra middelen. Er zijn extra uren voor kleinere groepen nodig. De volgende randvoorwaarde is ‘aansluiten bij interesses en leefwereld van de leerlingen’. Leerlingen zijn beter gemotiveerd en betrokken wanneer ze werken rond onderwerpen die bij hun voorkennis en leefwereld aansluiten. Dit hoeft niet voor elke tekst zo te zijn, maar het maakt taal en lezen wel toegankelijker. De vijfde randvoorwaarde is ‘tijdens vrijgestelde lesuren, geen extra vak na de schooluren’. Hiermee moet een extra belasting voor de leerlingen vermeden worden om het haalbaar te houden voor leraar én leerling. Daarnaast is het vermijden van extra belasting van belang om de motivatie en kwaliteit te behouden. De volgende randvoorwaarde ‘structurele ruimte/lesuren vrijmaken voor leerlingen’ hangt hier nauw mee samen. Structurele inbedding en organisatorische flexibiliteit zijn basisvoorwaarden om trajecten te doen slagen. OKAN-leerlingen zijn al enorm belast door het aantal extra uren én de hoge cognitieve belasting die van hen verwacht wordt. Een inbedding in het regulier lessenrooster is dus gewenst. Kortom, het mag er niet ook nog eens bovenop komen. Er moet echt structureel ruimte voor flexibele trajecten zijn. Op plaats zeven staat ‘professionaliseringstraject op lange termijn’ . Zoals in elke expertgroep wordt ook hier het belang van professionalisering centraal gesteld. De deelnemers argumenteren dat een overkoepelend traject wenselijk is waarbij iemand gedurende een langere periode trainingen volgt en zaken kan uittesten met oog op implementatie op lange termijn. Op die manier kunnen ook moeilijkheden aangepakt worden die leraren onderweg tegenkomen, bijvoorbeeld aan de hand van intervisiemomenten. Hier sluit randvoorwaarde acht bij aan, ‘praktische en belevingsgerichte professionalisering i.p.v. ‘droge’ theorie’. In deze professionalisering pleiten de deelnemers voor een praktijkgerichte vorming, dus voorbij een zuiver theoretische vorming, waarbij de leraren echt zelf doen en uitproberen. Leraren kunnen bijvoorbeeld zelf ervaren hoe het is, welke valkuilen er kunnen zijn, en hierover reflecteren. Ze maken sneller de klik als ze zelf een sessie in een andere taal gevolgd hebben. Vervolgens staat ‘aanbieden van ondersteunende materialen’ als randvoorwaarde op plaats negen. Leraren hebben concrete materialen nodig om hen te ondersteunen (zoals woordfiches, memokaarten). Een aanbod van materialen zorgt bovendien voor een vermindering van de taakbelasting van de leraar. Concreet kan een leidraad een hulp zijn als daarin duidelijk staat welke stappen genomen kunnen worden en welke doelen nagestreefd worden. Zo hebben ze meer energie over voor andere zaken van het taaltraject. Tot slot is ‘teksten uit andere (zaak)vakken gebruiken’ de laatste randvoorwaarde uit de top tien. De praktijkexperten zeggen dat het van belang is om teksten uit andere vakken te gebruiken om de transfer naar andere vakken te vergemakkelijken. Deze overlap kan bovendien motiverend werken aangezien de leerlingen beter voorbereid zijn op de reguliere lessen en dit geen ‘extra’ inhouden zijn. Opnieuw vermindert dit de belasting voor de taalleraar om zelf nog eigen teksten te zoeken. Analyse De onderzoekers geven ook nog graag mee dat de verzamelde randvoorwaarden gegroepeerd kunnen worden volgens dezelfde categorieën als bij lager onderwijs. Enkel de categorieën ‘profiel taal(leraar)’ en ‘kenmerken van de doelgroep’ werden toegevoegd. Binnen deze categorieën werden in totaal 29 randvoorwaarden opgesteld. Hierdoor vertonen sommige randvoorwaarden een overlap. Dit is ook duidelijk merkbaar in de top tien. Bijvoorbeeld: randvoorwaarde 5 (‘tijdens vrijgestelde lesuren, geen extra vak na de schooluren’) en 6 (‘structurele ruimte/lesuren vrijmaken voor leerlingen’) hangen nauw met elkaar samen en overlappen elkaar grotendeels. Dit is duidelijk een belangrijke randvoorwaarde voor een succesvolle implementatie aangezien deze op elkaar gelijkende randvoorwaarden allebei in de top tien aan bod komen. Het verklaart ook mogelijk, net zoals bij de andere expertgroepen, de zwakke overeenkomst na drie Delphi-rondes. Als de randvoorwaarden meer gegroepeerd en dus gereduceerd zouden worden na een eerste delphi-ronde (bijvoorbeeld nog maar één randvoorwaarde rond het ’vrijmaken van lesuren’ overhouden), vermoeden we dat er sneller een betere consensus bereikt had kunnen worden.
RkJQdWJsaXNoZXIy MTg3Nzk=