Taalintegratietrajecten Wetenschappelijk rapport
68 (taalsterke leerlingen modelleren, differentiatie op niveau). Let wel, dit neemt niet weg dat hiernaast nog extra met bepaalde leerlingen gewerkt en geremedieerd kan worden. ‘ Expliciete instructie ’ is de zesde randvoorwaarde. De deelnemers geven aan dat expliciete instructie niet mag ontbreken, omdat uit onderzoek blijkt dat (gerichte) expliciete instructie effectief is. Dit misten ze in het voorgestelde taaltraject. Leraren moeten leerlingen aanzetten om te leren binnen hun zone van de naaste ontwikkeling (dus ook nieuwe woorden, vaardigheden aanbrengen). Naast functionele betekenisvolle teksten en totaalvaardigheden, dus ook af en toe één aspect expliciet belichten (bijvoorbeeld focusdoel grammatica of technisch lezen). Er wordt volgens de deelnemers in het voorbeeld nog te weinig ingezet op modelleren en het inzetten van leesstrategieën in alle vakken. Op plaats zeven staat de randvoorwaarde ‘ structureel tijd inplannen ’. Het is cruciaal om structureel tijd in te bouwen voor zowel professionalisering als overleg tussen leraren (dus niet na de schooluren, want de werkdruk is al hoog). Er is nu eenmaal tijd nodig om nieuwe, kwaliteitsvolle trajecten op lange termijn door middel van opvolging en monitoring tot een succes te brengen. Ook voor leerlingen is het van belang om extra tijd in te plannen om hieraan te werken. Daarna kwam de randvoorwaarde ‘ leraar afvaardigen als taalexpert op school ’. Een gedreven taalafgevaardigde (zoals een taalexpert, taalcoördinator of taalcoach) op school is een meerwaarde om een traject op lange termijn te doen slagen. Deze persoon weet wat leeft in het team en op school (missie, visie), kan een aanspreekpunt zijn voor collega’s, en kan hen daarnaast motiveren, stimuleren, inspireren, ondersteunen en coachen. Naast expertise zijn ook leerbereidheid en coördinerende capaciteiten van belang bij deze persoon. Wel moet de taalafgevaardigde voldoende tijd en ruimte krijgen om het team te ondersteunen én om zichzelf bij te scholen. Er kan een samenwerking worden opgezet met de zorgcoördinator en/of de pedagogische begeleidingsdienst. Als negende randvoorwaarde staat ‘ professionalisering - lange termijn ’. Het hele team moet op lange termijn geprofessionaliseerd worden (regelmatig opfrissen, uitwisseling met collega’s). Vorming van alle leraren zal de werking van het traject en de resultaten van de leerlingen ten goede komen. Leraren moeten de taalbehoeften van hun leerlingen leren inschatten en daarop inspelen. Tot slot staat een ‘ doorlopende leerlijn ’ als laatste randvoorwaarde in de top tien. Leraren hebben nood aan een houvast, een leerlijn waaraan doelen en acties gekoppeld kunnen worden (welke tussenstappen kunnen/moeten genomen worden? En waarom?). De leerlijn moet over de verschillende jaren heen lopen om op lange termijn goede resultaten te creëren. Een geoliede ketting zorgt ervoor dat de ketting volledig blijft, en de olie in deze ketting is de terugblik, evaluatie van handelen en observaties (monitoring/kwaliteitsbewaking). Als we de top tien van de pedagogisch begeleiders met die van de leraren vergelijken, zien we dat de leraren op de klasvloer op een matig niveau een consensus bereiken. In hun top tien staat, in tegenstelling tot de pedagogisch begeleiders, ‘ leraar afvaardigen als taalexpert op school ’ en ‘ doorlopende leerlijn ’ vermeld. Dit kunnen we interpreteren als een belangrijke ondersteuning die leraren verwachten voor de implementatie van een taaltraject. Een afgevaardigde taalexpert is een laagdrempelige ondersteuning voor de leraren op de klasvloer, en een doorlopende leerlijn biedt houvast. Zo hebben de leerkrachten niet het gevoel dat het traject zonder hulp of ondersteuning geïmplementeerd moet worden. Als we naar de resultaten van de pedagogische begeleiders kijken, dan zien we dat ‘ leraren leren hoe kwalitatieve, rijke teksten selecteren ’ en ‘link met bestaande inzichten of methodes’ in de top tien staan. Hiermee wordt bedoeld dat leraren taalmethoden moeten durven loslaten waar ze soms te veel aan vasthouden en zelf gericht kwalitatieve en rijke teksten (moeten leren) zoeken en selecteren om hun taaldoelen te bereiken. Hierbij is wel van belang dat de teksten voldoende rijk zijn waardoor een veelheid aan taaldoelen kunnen worden bereikt. Hiervoor kunnen leraren bijvoorbeeld checklists gebruiken. De methode hoeft niet volledig overboord gegooid te worden, maar kan ‘slim’ ingezet worden. Als er een link met de bestaande methodes en huidige inzichten is, is de kans op slagen groter. Het is niet onlogisch dat deze twee randvoorwaarden in de top tien van de pedagogisch begeleiders staan en niet in die van de leraren. Deze praktijkexperten kijken immers met hun eigen bril naar de klasvloer. Zij hebben expertise in het begeleiden van meerdere scholen en zien daardoor andere patronen en begeleidingsnoden. Analyse De onderzoekers geven ook nog graag mee dat de verzamelde randvoorwaarden gegroepeerd kunnen worden volgens dezelfde categorieën zoals bij kleuteronderwijs (zie hierboven). Enkel de categorie leesmotivatie werd er nog aan toegevoegd. Binnen deze categorieën werden in totaal 46 randvoorwaarden opgesteld. Hierdoor vertonen sommige randvoorwaarden een overlap. Dit is ook duidelijk merkbaar in de top tien. Bijvoorbeeld: randvoorwaarde op 1 (verankering taalbeleid school) en op 2 (integratie curriculum, geen aparte interventie) vertolken quasi dezelfde onderliggende redenering. Samen vormen ze dus duidelijk een heel sterke randvoorwaarde in het lager onderwijs. Ook hier kan de overlap weer als mogelijke verklaring dienen voor de zwakke overeenkomst.
RkJQdWJsaXNoZXIy MTg3Nzk=