Taalintegratietrajecten Wetenschappelijk rapport

67 Tabel 24 geeft de 10 hoogst gerangschikte randvoorwaarden weer voor de expertgroep lager onderwijs, opgesplitst naar de twee verschillende focusgroepen. Tabel 24. Top 10 randvoorwaarden apart voor pedagogisch begeleiders en leraren lager onderwijs (expertgroep lager onderwijs) en maat van consensus (Kendall’s W) na Delphi-ronde 3 Ronde 3 - pedagogisch begeleiders Ronde 3 - leraren lager onderwijs Top 10 expertgroep kleuteronderwijs 1. Verankering taalbeleid school 1. Verankering taalbeleid school 2. Integratie curriculum, geen aparte interventie 2. Integratie curriculum, geen aparte interventie 3. Betrokkenheid directie 3. Betrokkenheid directie 4. Gedragenheid team 4. Gedragenheid team 5. Link met bestaande inzichten of methodes 5. Traject voor alle leerlingen 6. Traject voor alle leerlingen 6. Doorlopende leerlijn 7. Professionalisering - lange termijn 7. Expliciete instructie 8. Expliciete instructie 8. Leraar afvaardigen als taalexpert op school 9. Structureel tijd inplannen 9. Structureel tijd inplannen 10. Leraren leren hoe kwalitatieve, rijke teksten selecteren 10. Professionalisering - lange termijn Kendall’s W 0,35 0,51 Zwakke overeenkomst Matige overeenkomst Aantal deelnemers n = 7 n = 5 Resultaten Op de eerste plaats rangschikken de praktijkexperten het ‘ verankeren van taalbeleid op school ’. Ze geven aan dat een structurele, duurzame verankering van taaltrajecten in het taalbeleid en visie van de school een noodzakelijke voorwaarde is om trajecten op lange termijn (!) te doen slagen. Anders is er een mogelijke valkuil dat het snel zal verwateren en dat het zoveelste nieuwe aparte traject niet volgehouden wordt. De school moet vermijden dat er fragmentarisch gewerkt wordt en dat de implementatie afhangt van één of enkele collega’s. De resultaten zullen anders niet in verhouding staan tot de geleverde inspanningen. Goed nadenken dus: “waarom doen we wat we doen (= doelgericht werken)?” Het doorlopen van de kwaliteitscirkel is belangrijk. Opvallend is dat de tweede randvoorwaarde ‘integratie in curriculum, geen aparte interventie’ naadloos aansluit bij de eerste randvoorwaarde. Hiermee bedoelen de deelnemers dat het een meerwaarde is om daaruit te vertrekken om het traject vorm te geven. Bovendien werken leraren zo ineens aan de doelen en eindtermen waar ze sowieso aan moeten werken (en gaat het niet om een extra opdracht). Op die manier is het haalbaar en motiverend, wat een win-win-situatie is. De ‘ betrokkenheid van de directie ’ vervolledigt de top drie. De directie moet trajecten faciliteren (bijvoorbeeld structureel tijd en ruimte creëren om te professionaliseren, mandaat uitdelen aan lees/taalcoach op school) en moet zijn personeel ondersteunen, motiveren en inspireren (en dus niet controleren). Bovendien kan een directie de schakel voor een gedragen beleid zijn en tegelijk de kwaliteit monitoren en de missie bewaken. Zonder een betrokken directie is er weinig slaagkans tot duurzaamheid. Vervolgens komt ‘ gedragenheid team ’ als randvoorwaarde aan bod. Hierbij wordt aangehaald dat het noodzakelijk is dat de neuzen van het hele team in dezelfde richting staan om de slaagkansen van het taaltraject op lange termijn te vergroten. Ook is het van belang een zekere sense of urgency (besef van de noodzaak) te creëren bij de leraren om ervoor te zorgen dat ze zich er mee voor inzetten en ervoor gemotiveerd zijn. Op de vijfde plaats staat ‘ traject voor alle leerlingen ’. Dit mag niet los gezien worden van het voorbeeld waarop deze randvoorwaarde gebaseerd is. Het voorbeeld van het taaltraject dat gebruikt werd in de focusgroepen voor lager onderwijs (zie appendix D) is namelijk een specifiek traject dat structureel en grondig wordt uitgebouwd in verschillende vakken (zowel in taal- als zaakvakken). Het lijkt de deelnemers dan ook logisch dat zo’n allesomvattend traject samen als klasgroep doorlopen wordt, dat de nodige tijd en ruimte voorzien worden, en dat dit in de gewone werking geïntegreerd wordt. Zo geven deelnemers aan dat het belangrijk is in te zetten op convergente differentiatie (= minimumdoel voor alle leerlingen en alle leerlingen nemen deel) of universal design for learning. Leerlingen worden idealiter niet uit de klas gehaald voor deze trajecten. Zo kunnen we gaan voor inclusief onderwijs, brede basiszorg, inzetten op samenwerkingsvaardigheden en werken in de zone van de naaste ontwikkeling. Bovendien kan heterogeniteit voor zowel taalzwakke als taalsterke leerlingen positieve effecten hebben

RkJQdWJsaXNoZXIy MTg3Nzk=