Taalintegratietrajecten Wetenschappelijk rapport
64 Tabel 22. Top 10 randvoorwaarden apart voor onderwijsinspectie en kleuterbegeleiders (expertgroep kleuteronderwijs) en maat van consensus (Kendall’s W) na Delphi-ronde 3 Ronde 3 - onderwijsinspectie Ronde 3 - kleuterbegeleiders Top 10 expertgroep kleuteronderwijs 1. Duurzame professionalisering (lange termijn) 1. Visie 2. Visie 2. Vroeg starten, opbouw doorheen kleuterjaren 3. Beleidsvoerend vermogen van de directeur 3. Duurzame professionalisering (lange termijn) 4. Meer kwaliteitsvolle taalinteracties 4. Opvolging/kwaliteitsborging 5. Concrete doelen 5. Taalcoördinator op school 6. Professionalisering van het volledige team 6. Concrete doelen 7. Taalcoördinator op school 7. Extra middelen = extra handen in de klas/extra tijd 8. Intensieve coaching (lange termijn, coach die de school kent) 8. Meer kwaliteitsvolle taalinteracties 9. Vroeg starten, opbouw doorheen kleuterjaren 9. Beleidsvoerend vermogen van de directeur 10. Extra middelen = extra handen in de klas/extra tijd 10. Uitgewerkte voorbeeldleerlijnen voor scholen Kendall’s W 0,36 0,32 Zwakke overeenkomst Zwakke overeenkomst Aantal deelnemers n = 10 n = 5 Resultaten De praktijkexperten in het kleuteronderwijs beoordelen de randvoorwaarde ‘ visie ’ als belangrijkste. Deze verwijst naar het feit dat een krachtige, duidelijke en gezamenlijke visie op taalbeleid de start is van alle succesvolle projecten of implementaties. Hierbij zijn afspraken en doelgericht werken belangrijk. Ook gedragenheid (c.q. alle neuzen in dezelfde richting) is van belang, evenals het feit dat er rekening gehouden wordt met de specifieke context van de school. Op de tweede plaats staat ‘duurzame professionalisering (lange termijn)’ . De leraren en onderwijsinspectie geven aan dat dit belangrijk is voor een duurzame implementatie. Ook het feit dat dit het best een traject op maat van de school is, kwam meermaals aan bod in de argumentaties van de deelnemers. De praktijkexperten ijveren voor een kwalitatieve professionalisering voor alle leraren waarbij naast de “hoe doe ik het?” ook het “waarom is dit belangrijk?” aan bod komt, met aandacht voor bepaalde valkuilen, sterke didactiek en concrete voorbeelden. Alles moet gebaseerd zijn op wetenschappelijke evidentie over ‘wat werkt’ (evidence-informed). Ook geven ze aan dat praktijkgerichte coaching een meerwaarde kan zijn. ‘Meer kwaliteitsvolle taalinteracties’ staat op de derde plaats. De praktijkexperten geven aan dat leraren zich bewust moeten zijn (of gemaakt worden via professionalisering) van hoe ze bij hun kleuters voortdurend actief, doelbewust kwaliteitsvolle taalinteracties kunnen uitlokken, bijvoorbeeld tijdens het meespelen, kringmomenten, onthaalmomenten, zorgmomenten. Er zijn zoveel onbenutte taalkansen, want elk moment kan een kans zijn om aan taalontwikkeling te werken, uiteraard afgestemd op het ontwikkelingsniveau van de kleuter. Er is aandacht nodig voor incidenteel leren en optimaliseren van deze tijd zodat dit een gewoonte wordt. Het ‘beleidsvoerend vermogen van de directeur’ werd opgegeven als vierde hoogst gerangschikte randvoorwaarde, omdat een betrokken beleidsteam of directie essentieel is om trajecten te doen slagen en leraren te motiveren. De directie moet optreden als ondersteunende motivator (trekker) én facilitator (o.a. organisatorisch) en kan zorgen voor een heldere visie, plan van aanpak, duidelijke afspraken. Daarnaast is het van belang dat de directie instaat voor de evaluatie van een project zowel in functie van opvolging als kwaliteitsborging. ‘Concrete doelen’ werd als vijfde randvoorwaarde gerangschikt. Hiermee bedoelen de praktijkexperten dat SMART-doelen (d.i. Specifiek; Meetbaar; Acceptabel; Realistisch; Tijdgebonden) als voorbeeld en houvast gebruikt kunnen worden. Let op, dit betekent niet dat de ontwikkelingsdoelen of leerplandoelen concreter of gedetailleerder gemaakt moeten worden. Naast deze eerder brede en soms vage ontwikkelingsdoelen zouden concrete voorbeelden van leerlijnen geformuleerd moeten worden (wat moet een kind kunnen en wanneer), of specifieke doelen die een leraar een houvast geven. Deze concrete voorbeelden zijn niet alleen op kindniveau te situeren, maar ook op niveau van de leraar, en afgestemd op de context van de school. Dit kan een positieve invloed hebben op het aanpassen van didactiek, het in kaart brengen van leerwinst en de bijpassende feedback.
RkJQdWJsaXNoZXIy MTg3Nzk=