Taalintegratietrajecten Wetenschappelijk rapport
5 3. De schijnwerper op een succesvolle implementatie Om de implementatievoorwaarden in kaart te brengen voor de Vlaamse context zijn expertgroepen ingeschakeld bestaande uit leerkrachten kleuter, lager en secundair onderwijs en OKAN, pedagogisch begeleiders en leden van de onderwijsinspectie. Deze expertgroepen zijn door middel van de Delphi-techniek bevraagd. 4. De schijnwerper op aanbevelingen De drie voorgaande stappen voeden praktijkgerichte, beleidsrelevante en wetenschappelijke aanbevelingen als referentiekader voor de realisatie van taaltrajecten. Hiertoe gebruiken we een schematische voorstelling met zes bouwstenen. Doorheen deze vier delen van het onderzoek staan vijf onderzoeksvragen (OV) centraal: OV1 - Onder welke vormen kunnen kwaliteitsvolle taaltrajecten aangeboden worden? OV2 - Wat zijn kenmerken van effectieve taaltrajecten voor een diversiteit aan leerlingen die de onderwijstaal onvoldoende beheersen? OV3 - Hoe zijn effectieve taaltrajecten in de praktijk opgebouwd? OV4 - Welke vormen van taaltrajecten bestaan momenteel in het Vlaamse onderwijs? OV5 - Wat zijn de randvoorwaarden voor de implementatie van taaltrajecten in de Vlaamse context? OV1 en OV2 worden beantwoord in Deel 1, aan de hand van de systematische overview. Deze antwoorden worden aangevuld met informatie uit Deel 2 waarbij we interventies bespreken die volgens de wetenschappelijke literatuur meetbare resultaten opleveren. In Deel 2 wordt daarnaast ook aandacht besteed aan OV3 en OV4. Deel 3 is volledig gewijd aan OV5, de zoektocht naar randvoorwaarden om taaltrajecten in de Vlaamse onderwijscontext te implementeren. Dit rapport besteedt vanzelfsprekend de nodige aandacht aan methodologie. De ambitie van het onderzoeksteam was immers om op een objectieve manier te speuren naar werkzame bestanddelen van effectieve interventies en een rijke variatie aan effectieve benaderingen te beschrijven, zonder bewust te kiezen voor een bepaalde stroming binnen de taaldidactiek. Een goed uitgewerkte methodologie biedt hiervoor steun. Voor we ons echter in de methode verdiepen, moeten we eerst nader bekijken welke leerlingen baat hebben bij extra taalondersteuning, welke taaldoelen nagestreefd kunnen worden en uit welke bouwstenen een taaltraject kan bestaan. Deze thema’s worden in dit inleidende deel één voor één belicht. Hoofdstuk 1. Welke leerlingen hebben baat bij extra taalondersteuning? Leerlingen kunnen om sterk uiteenlopende redenen in aanmerking komen voor extra taalondersteuning. Inzicht hebben in de diversiteit aan profielen is belangrijk om goede taalondersteuning te kunnen bieden. We zoomen eerst in op Nederlandsetaalleerders, d.w.z. leerlingen met ten minste een andere thuistaal die de onderwijstaal nog aan het leren zijn (1.1). Vervolgens hebben we het over leerlingen met een taalontwikkelingsachterstand (1.2), een taalontwikkelingsstoornis (1.3) om te eindigen met leerlingen met lees- en spellingsmoeilijkheden (1.4). 1.1 Nederlandsetaalleerders (NTL) Steeds meer kinderen groeien meertalig op. Een groot deel van de meertalige leerlingen binnen het Nederlandstalige onderwijs spreekt bovendien een of meerdere thuistalen die verschillen van de onderwijstaal 2 . In het schooljaar 2018- 2019 was dat zo voor 21% van de kleuters, 19% van de lagereschoolleerlingen, 15% van de leerlingen uit het voltijds secundair en 28% van de leerlingen uit het deeltijds beroepssecundair (Onderwijsinspectie, 2020). Sommige leerlingen met een andere thuistaal zijn de onderwijstaal op school nog volop aan het verwerven. We denken hierbij in de eerste plaats aan jonge leerlingen in het kleuteronderwijs die pas blootgesteld worden aan de onderwijstaal bij de start van hun schoolloopbaan (i.c., successief meertalige kinderen). Deze kinderen werken aan verschillende mijlpalen: de verdere ontwikkeling van hun thuista(a)l(en) én de verwerving van het Nederlands. Hoewel de meertalige ontwikkeling voor veel van deze kinderen vlot verloopt, is dat voor een aantal kinderen omwille van verschillende redenen 2 Met onderwijstaal bedoelen we de taal die op school gesproken wordt. In Vlaanderen is dat het Nederlands. Later zullen we het ook hebben over schooltaal om te verwijzen naar de typische taalvormen die gebruikt worden in geschreven en mondelinge taal om te spreken over vakkennis (disciplinary knowledge), complexe ideeën, hypotheses, abstracties, theorieën, of de status van beweringen.
RkJQdWJsaXNoZXIy MTg3Nzk=