Taalintegratietrajecten Wetenschappelijk rapport

32 Kleuters Type programma Chambers et al. (2016) onderzoeken welk type programma het meest leerwinst oplevert voor kleuters met een lage SES. Ze vergelijken hierbij gebalanceerde programma’s met een belangrijke component instructie in taalvaardigheid en geletterdheid enerzijds met constructivistisch georiënteerde programma’s met een sterke nadruk op kindgeïnitieerde activiteiten zonder expliciete instructie in taalvaardigheid en geletterdheid anderzijds. Op basis van hun meta-analyse komen de auteurs tot de conclusie dat kleuters met een lage SES zowel op korte als op lange termijn het meeste baat hebben bij gebalanceerde programma’s om hun mondelinge taalvaardigheid en geletterdheid te ontwikkelen. In deze programma’s wordt een deel van de dag gewijd aan activiteiten die gericht zijn op het stimuleren van taalvaardigheid of beginnende geletterdheid. Verdere kenmerken zijn een regelmatige beoordeling van de evolutie van de kinderen en het zorgvuldig plannen van en afwisselen tussen leerkrachtgestuurde en kindgestuurde activiteiten om bij te dragen aan de vooruitgang in de richting van specifieke taal- en geletterdheidsdoelen (Chambers et al., 2016). Daarnaast is er in dergelijke programma’s ook voldoende ruimte voor kindgestuurde activiteiten, speelhoeken, kunst en muziek en worden activiteiten vaak in thema’s georganiseerd met veel mogelijkheden voor fantasiespel, exploratie en ongestructureerd groepsspel. Een belangrijke waarschuwing bij deze conclusie is dat de variatie tussen de verschillende gebalanceerde programma’s groot is (Chambers et al., 2016). Verder is de impact op de mondelinge taalvaardigheid kleiner dan de impact op geletterdheid. Constructivistisch georiënteerde programma’s daarentegen hebben geen impact op de mondelinge taalvaardigheid en geletterdheid van kleuters met een lage SES. In dit type programma’s ligt de focus in de eerste plaats op kindgestuurde activiteiten en is de rol van de leerkracht eerder ondersteunend dan richtinggevend. Expliciete instructie in beginnende geletterdheid komt zelden aan bod en indien het gebeurt, is dat eerder incidenteel (vb. in de context van thematische activiteiten) en niet met de volledige klasgroep. Het belang van (voltijdse) programma’s met expliciete aandacht voor (beginnende) geletterdheid wordt ondersteund door de review van het National Early Literacy Panel (2008b). Uit dit onderzoek blijkt dat deze programma’s een positieve invloed hebben op de beginnende geletterdheid en spelling van kleuters met een lage SES en/of risico op een leerachterstand, al kunnen de auteurs van deze review geen effect vaststellen voor mondelinge taalvaardigheid (zowel woordenschat, syntaxis als morfologie). Tot slot worden de sterkste resultaten vastgesteld bij de programma’s die een focus op geletterdheid combineren met aandacht voor professionalisering van de leerkracht. Voor de inclusie van een oudercomponent kan dan weer geen effect aangetoond worden, al steunt deze conclusie enkel op data voor mondelinge taalvaardigheid als uitkomst. Effectieve praktijken Uit de review van Mol et al. (2009) blijkt dat interactief voorlezen een belangrijk effect heeft op de mondelinge taalvaardigheid, beginnende geletterdheid en woordenschatkennis (receptief en expressief) van kleuters met een risico op een taalachterstand. Deze resultaten gelden voor verschillende talen en landen. Daarnaast is de invloed op letterkennis enkel zichtbaar bij de oudste kleuters (derde kleuterklas) en wordt het effect op klankbewustzijn groter bij langere interventies. De onderzoekers geven verder aan dat de precieze werkwijze bij het voorlezen, de groepsgrootte en de rol van de voorlezer waarschijnlijk ook een rol spelen, maar dat deze factoren nauwelijks te ontwarren zijn. Kleuter, lager, secundair Bouwstenen Zijn interventies die gericht zijn op het versterken van de leesvaardigheid en wiskundige vaardigheden van kinderen met een lage SES uit de derde kleuterklas tot het derde jaar secundair effectief? En op welke didactische bouwstenen steunen de meest succesvolle interventies? Deze vragen proberen Dietrichson et al. (2017) met hun review te beantwoorden. De auteurs tonen aan dat zulke interventies doorgaans effect hebben, maar dat het tegelijk moeilijk te achterhalen is welke bouwstenen precies doorslaggevend zijn voor het succes van de interventie, aangezien de meeste interventies verschillende bouwstenen combineren. Bovendien is er een grote variatie in effectiviteit tussen de interventies onderling die moeilijk te verklaren is. Wel blijkt dat interventies die tutoring (hier: instructie door een betaalde volwassene aan maximaal vijf leerlingen), het geven van feedback en het monitoren van vooruitgang of coöperatief leren als component hebben een positieve en significante leerwinst laten zien op het vlak van lezen voor deze doelgroep. Op het effect op lange termijn hebben de onderzoekers weinig zicht, aangezien slechts zeven opgenomen studies follow-up-effecten in kaart brengen. Vijf van deze zeven studies

RkJQdWJsaXNoZXIy MTg3Nzk=