Taalintegratietrajecten Praktijkgids

64 5. Verzorg de kwaliteit van je instructie 5.5 Hou rekening met de taalachtergrond van leerlingen om je instructie te versterken NTL’s zijn uniek doordat ze een taalrepertoire hebben dat uitgebreider is dan dit van eentalige leerlingen. Als NTL’s de ruimte krijgen om hun volledige taalrepertoire te benutten, ook op school, dan spreekt het voor zich dat ze zich meer ge- waardeerd voelen. Verschillende studies tonen aan dat als je de thuistaal van leerlingen functioneel inzet tijdens de in- structie, bijvoorbeeld door verschillen tussen de thuistaal en onderwijstaal te duiden als het gaat om woordvorming, dat dit een hulpmiddel kan zijn bij het aanleren van de onderwijstaal. Wel zijn deze onderzoeken doorgaans uitgevoerd in een onderwijscontext waarin alle leerlingen dezelfde thuistaal spreken (bijvoorbeeld Spaans) en de leerkracht diezelfde thuis- taal vlot beheerst. Soms gaat het ook om tweetalig onderwijs waarbij de leerlingen, nu of in het verleden, een deel van het programma in de thuistaal volgen. Inkijkje Amerikaanse onderzoekers gingen na hoe ze de academi- sche woordenschat en het leesbegrip van leerlingen met Spaans als thuistaal in het vierde en vijfde leerjaar konden versterken. Tijdens expliciete instructie over woorden- schat, woordvorming en zinsleer maakten ze bewust de ver- binding tussen de onderwijstaal en de thuistaal van de leerlingen. Enkele effectieve voorbeelden: • Voor het aanleren van academische woordenschat maakten ze gebruik van verwante woorden in de in- structie- en thuistaal, bijvoorbeeld ‘real’ [Engels] en ‘el real’ [Spaans]. • Voor het verhelderen van woordvormingsaspecten wezen ze op de gelijkenissen en verschillen van voor-en achtervoegsels in beide talen, bijvoorbeeld wanneer je bij het grondwoord ‘real’ het achtervoeg- sel ‘-ity’ toevoegt, krijg je ‘reality’; eenzelfde proces gebeurt in het Spaans ‘real’+ ’idad’ wordt ‘realidad’. • Voor het versterken van grammaticale vaardigheden wezen ze op de gelijkenissen en verschillen in woordvolgorde tussen beide talen, bijvoorbeeld ‘the excellent student’ [Engels] versus ‘el estudiante excelente’ [Spaans]). Er bestaat geen evidentie voor het inzetten van de thuista- len in een context die vergelijkbaar is met die in Vlaanderen en Nederland, waar leerlingen in één klas vaak een mix van thuistalen spreken die je als leerkracht bovendien niet (alle- maal) beheerst. De thuistalen van de leerlingen op een structurele en klassikale manier inzetten tijdens je instructie zoals in het Inkijkje hierboven, zal, afhankelijk van je context, dus niet voor elke leerkracht haalbaar zijn. Toch bestaan er ook voor heterogene taalgroepen enkele manie- ren om de thuistaal van je leerlingen als hefboom te gebrui- ken tijdens je instructie, in de eerste plaats voor beginnende NTL’s die zich anders moeilijk kunnen uiten. Je kan bijvoor- beeld leerlingen met eenzelfde thuistaal moeilijke en/of ab- stracte woorden voor elkaar laten vertalen, of leerlingen met eenzelfde thuistaal regelmatig samen laten werken. Tijdens het oplossen van en discussiëren over de opdracht mogen ze de thuistaal gebruiken, terwijl de terugkoppeling naar jou en naar de klas in het Nederlands gebeurt. Inkijkje “We werken vaak in kleine groepjes in de klas en maken ook echt gebruik van de thuistaal van de leerlingen om bijvoor- beeld iets te verduidelijken. Leerlingen die al voldoende Nederlands kennen en die de thuistaal delen, laten we dan bijvoorbeeld vertalen naar de thuistaal, zodat NTL’s een kapstok hebben. We merken bovendien dat het voor NTL’s een openbaring is om mechanismen in talen te vergelijken: waarom heb je het bijvoorbeeld moeilijk met ‘mannelijk’ en ‘vrouwelijk’ in het Nederlands wanneer je thuistaal Turks is? Op deze manier maken we dus expliciet gebruik van de thuistaal om hen meer inzicht te geven in (de structuur van) het Nederlands. Het omarmen van de thuistaal op school bevordert tenslotte de betrokkenheid en het welbe- vinden van onze NTL’s.” Inkijkje “Wanneer we rond een nieuwe centrale vraag of probleem- stelling starten, stellen we woorddoosjes op klas- en kind- niveau samen. Deze woorddoosjes bevatten (moeilijke) doelwoorden die binnen verschillende activiteiten de nodige aandacht krijgen. Om de verwerving van die woorden te vergemakkelijken voor NTL’s, vertalen we deze woorden ook telkens naar de thuistaal van de leerling.”

RkJQdWJsaXNoZXIy MTg3Nzk=