Taalintegratietrajecten Praktijkgids

51 Effectief leesonderwijs, ook voor oudere leerlingen met leesmoeilijkheden Als je de leesvaardigheid van (oudere) leerlingen met leesmoeilijkheden wil verbeteren, weet je misschien niet goed waar beginnen. De sleutel tot succes, zo tonen verschillende succesvolle taaltrajecten, is om als leerkracht te vertrekken vanuit een betekenisvol, motiverend kader waarin je zowel aandacht besteedt aan de technische leesvaardigheid van je leerlingen als aan leesbegrip. Bij leesbegrip besteed je expliciet aan- dacht aan strategieën en tekstrelaties en creëer je kansen voor gesprekken met elkaar over de inhoud van teksten. Deze gecombineerde aanpak kan starten vanuit je klasaanpak, is succesvol voor al je leerlingen en in het bijzonder voor leerlingen met een zwakke technische leesvaardigheid en/of een te beperkte mondelin- ge taalvaardigheid. Hoe pak je dat aan? Vanuit effectieve taaltrajecten geven we je enkele handvatten en voorbeelden. Creëer een betekenisvolle context door te vertrekken vanuit een centrale vraag of probleemstelling die re- levant is voor de leerling zoals “Waarom is fastfood ongezond voor het lichaam?”. Doe dit geregeld in overleg met je leerlingen. Relevantie en actieve betrokkenheid zijn immers belangrijk voor hun intrinsieke motivatie (zie ook Bouwsteen 3). Selecteer teksten die aansluiten bij de centrale vraag en die zowel variëren in teksttype (fictie vs. informatief) als moeilijkheidsgraad, aansluitend bij het leesniveau van de leerlingen. • Zorg ervoor dat de geselecteerde teksten de (multiculturele) diversiteit in je klasgroep zoveel mogelijk weerspiegelen: kies voor auteurs met verschillende achtergronden en gebruik teksten die via het thema, de beschreven personages of de illustraties het multiculturele aspect omarmen. Dit verhoogt de herken- baarheid en dus ook intrinsieke motivatie bij NTL’s. • Varieer in moeilijkheidsgraad door een keuze te maken uit cognitief meer uitdagende teksten of teksten die meer achtergrondkennis van de leerlingen vereisen. Sommige romans zijn bijvoorbeeld moeilijker dan een informatieve tekst. Onthoud hierbij dat NTL’s of leerlingen met een lage SES vaak achtergrond- kennis missen. Actief hierop inzetten is dus cruciaal (zie 3.3). • Kies ook voor teksten die iets bijbrengen, een emotie oproepen, iets met je leerlingen doen om aanslui- tend voldoende debat en discussie uit te lokken bij je leerlingen. Zo versterk je opnieuw hun mondelinge taalvaardigheid en hun betrokkenheid (zie verder). Koppel het technisch lezen (decoderen en leesvloeiendheid) aan het leesbegrip van de tekst(en). Laat je leerlingen hierbij samenwerken. Bij oudere leerlingen kan je dit bijvoorbeeld als volgt aanpakken: • Vraag leerlingen ommoeilijke medeklinkerclusters uit te spreken (bijvoorbeeld ‘rfst’ in herfst), laat hen grondwoorden (bijvoorbeeld geconsumeerd < consumeren) of delen van (moeilijke) samengestelde woorden (bijvoorbeeld transvetten < trans + vetten) identificeren, enz. • Laat leerlingen in duo korte passages van de tekst lezen met aandacht voor intonatie en expressie. Zorg ervoor dat de moeilijke doelwoorden geïntegreerd zijn in de tekst. Dit geeft een extra herhaling van de (technisch) moeilijke woorden. Laat je leerlingen elkaar feedback geven. Leerlingen kunnen bijvoor- beeld ook een passage opnemen, herbeluisteren en zelf evalueren: “Lees ik vlot? Maak ik fouten?” maar zeker ook ten aanzien van hun intonatie en expressie “Lees ik op een aangename manier?” Uitgelicht

RkJQdWJsaXNoZXIy MTg3Nzk=