Taalintegratietrajecten Praktijkgids

49 4.2 Zet in op een effectieve leesstart Onderzoek laat zien dat leren lezen voor alle leerlingen het meest effectief is wanneer je hen inzicht geeft in de relatie tussen letters en klanken in woorden, het alfabetisch prin- cipe . Start je vanuit dit principe en leer je je leerlingen ex- pliciet en systematisch de koppelingen tussen letters en klanken, de zogenaamde phonics-aanpak, dan heeft dit meer effect dan wanneer je je leerlingen hele woorden leert lezen zonder meteen de klanken en letters uit te lichten, de zogenaamde whole language-aanpak. Op basis van de klanktekenkoppelingen die je beginnende lezers systema- tisch aanleert, oefenen ze om woorden te decoderen: elke aangeleerde letter die ze zien, zetten ze om in de overeen- komstige klank en met die klanken samen kunnen ze het woord uitspreken. Krijgt een lezer voldoende kansen om het nieuwe woord een aantal keer te decoderen, dan kan die de spellingswijze opslaan in het langetermijngeheugen, koppelen aan de klankvorm en de betekenis oproepen. Zodra een lezer alle informatie over de spellingswijze, klankvorm en betekenis van een woord goed weet te verankeren en verbinden in het langetermijngeheugen, moet die het woord niet meer letter voor letter decoderen maar beschikt die over woord- specifieke kennis die helpt om het woord vlot op te roepen. Deze zogenaamde woordspecifieke kennis beperkt zich niet tot kennis van volledige woorden maar ook van letter- combinaties in woorden en is heel belangrijk om woorden vlot en goed te lezen. En dat opslaan werkt eigenlijk als een zelflerend mechanisme: elke keer dat de lezer een nieuw woord succesvol leest, krijgt die weer een nieuwe kans om woordspecifieke kennis op te bouwen. Hoe meer en beter de lezer deze kennis opslaat, hoe accurater en vlotter het lezen verloopt. Als je weet dat een aanzienlijke groep leerlingen te maken heeft met ernstige problemen op het vlak van technisch lezen, dan is het geen overbodige luxe om deze inzichten te verweven in je traject, zowel preventief bij risicolezers als bij lezers met leesmoeilijkheden. Enkele concrete tips: • Leer koppelingen tussen letters en klanken dus ex- pliciet en systematisch aan. Schenk hierbij ook vol- doende aandacht aan de klanken (zie 4.1). • Zet in op het opbouwen van woordspecifieke kennis door geleerde letters veelvuldig te oefenen in woorden met andere bekende letters. Zorg dat dit gebeurt in zoveel mogelijk combinaties. • Oefen zowel bij lezen als spelling (zie ook 4.4). • Zorg van bij de start meteen voor ruime kansen om ook te oefenen in zinnen en teksten waarbij eerder geoe- fende woorden aan bod komen. • Blijf het fonemisch bewustzijn verder stimuleren. - Doe dat met opdrachten zoals auditieve analyse (bijvoorbeeld “Welke klanken hoor je in ‘steen’?”) en deletie, het wegnemen van klanken (bijvoor- beeld “Hoe klinkt ‘steen’ zonder ‘s’? Dan is het niet meer ‘steen’ maar …?”). - Opdrachten met auditieve synthese (zoals “Welk woord maak je met de klanken ‘s-t-ee-n’?”) blijken minder effectief. De vaardigheid die je nodig hebt om de synthese te maken tussen klanken die je hoort, is van een hele andere aard dan de com- plexe vaardigheid die je inzet wanneer je klanken samenvoegt als je een woord leest. • Geef je leerlingen veel kansen om te herhalen en toe te passen aan de hand van effectieve en stimulerende werkvormen (bijvoorbeeld lezen in duo’s, herhaald lezen - denk aan doe-teksten of rollen wisselen tijdens toneellezen). • Blijf monitoren . Technische leesvaardigheid is noodzakelijk voor het lezen en dat vraagt om veel instructietijd en expliciete aandacht. Tegelijk is het technisch kunnen lezen van woorden en zinnen niet voldoende om te komen tot het eigenlijke doel: lezen met begrip. • Schenk daarom van bij de start aandacht aan de inhoud van teksten en het begrijpen van wat leerlin- gen lezen (leesbegrip). Blijf daarnaast werken aan het begrijpen van wat leerlingen horen (luisterbegrip) via voorleesverhalen en bouw schooltaal en kennis op. • Zet sterk in op decoderen maar beperk je er niet toe. Maak vloeiend lezen met aandacht voor intonatie en expressie een evidentie. • Laat leerlingen ook ervaren dat zinnen en teksten be- tekenis geven, je er iets van kunt leren, ze iets kunnen oproepen, je er een mening over kan hebben enz. • Ga van bij de start voor goede, strategische en gemo- tiveerde lezers (zie 4.3)

RkJQdWJsaXNoZXIy MTg3Nzk=