Taalintegratietrajecten Praktijkgids

39 3.3 Werk doelbewust aan woordenschat, ook expliciet De meeste leerlingen pikken nieuwe woorden op tijdens da- gelijkse (klas)routines, vanuit gesprekken en interacties met de leerkracht en klasgenoten (incidenteel leren). Dat gebeurt vooral in een rijke context , die gecreëerd is vanuit een verhaal of een tekst (geschreven taal) of die ontstaan is in een levensechte situatie (gesproken taal). In die rijke context komen woorden nooit geïsoleerd aan bod, maar in samenhang met elkaar. De leerling kan de betekenis van een woord op die manier makkelijker afleiden en een netwerk van betekenissen opbouwen. Naast het incidenteel leren is het belangrijk om expliciet aandacht te besteden aan woordenschat (intentioneel leren). Zeker voor bepaalde doelgroepen volstaat het inci- denteel woordleren niet. Jonge NTL’s bijvoorbeeld hebben een beperkte Nederlandse woordenschat bij aanvang in de kleuterklas, net omdat hun woordenschat verdeeld is over verschillende taalcontexten. Hetzelfde geldt voor oudere NTL’s in het lager of secundair onderwijs. Ook leerlingen met een taalontwikkelingsstoornis of lage SES starten vaak met minder basiswoordenschat. Dit maakt het voor hen niet alleen extra moeilijk om gesprekken, verhalen en teksten te volgen, maar ook om nieuwe woorden op te pikken. Nieuwe woorden koppel je immers aan woorden die je al verworven hebt. Een leerling met een grotere woordenschat heeft dus ook meer woorden om nieuwe woorden en achtergrondken- nis aan te koppelen. Dit is niet alleen belangrijk voor het woordleren binnen het kleuteronderwijs, maar ook voor be- grijpend lezen vanaf de lagere school of het begrijpen van complexe teksten in het secundair onderwijs. De betekenis- sen van woorden in een tekst wordt immers zelden expliciet aangegeven. Indien leerlingen minder woordenschat hebben en dus minder achtergrondkennis, is het moeilijker om nieuwe woorden in te passen in het netwerk van opge- slagen woordbetekenissen. HERHAALD VOORLEZEN Voor leerlingen die het moeilijk vinden om het verhaal of de tekst te volgen, is het aan te raden om het verhaal verschillen- de keren voor te lezen. Op die manier kunnen ze zich steeds beter focussen op de inhoud. Dat versterkt het verhaal- of tekstbegrip, maar ontwikkelt ook de woordenschatkennis. Enkele concrete tips: • Met digitale prentenboeken (waarin animaties en woordenschatinstructie verweven zijn), video’s en software kunnen leerlingen een verhaal verschillende keren beluisteren. Let er wel op dat de digitale versies zo zijn ontwikkeld dat alle elementen ondersteunen bij de tekst of het verhaal in plaats van afleiden. • Varieer in je aanpak. Lees het verhaal bijvoorbeeld een eerste keer zonder al te veel onderbrekingen voor zodat de leerlingen vooral kunnen genieten van het verhaal. Maak dan via een gesprek over de eigen erva- ringen van leerlingen bij het verhaal een opstapje naar interactief voorlezen dat je dan meer richt op de inhoud van de tekst of het verhaal.

RkJQdWJsaXNoZXIy MTg3Nzk=