Taalintegratietrajecten Praktijkgids

30 2. Bouw het taaltraject op een logische manier op en combineer verschillende deelvaardigheden Het mag bovendien niet verbazen dat het ontwikkelen van vakinhouden (‘elektriciteit’) hand in hand gaat met het ontwikkelen van vakspecifieke taalvaardigheid. • Je leerlingen leren nieuwe vaktermen en breiden dus (vakspecifieke) woordenschat uit (bijvoorbeeld ‘gelei- der’, ‘generator’, ‘hoogspanningslijnen’, ‘netspan- ning’). • Dit thema kan in een ander vak ingezet worden om (andere) taaldoelen te bereiken. In het vak Neder- lands gaan de leerlingen aan de slag met de tekst ‘De weg van centrale naar stopcontact’. Hoewel de focus en het taaldoel hier leesbegrip is, krijgen leerlingen de kans om de geleerde (vaktaal)woorden (Techniek) weer op te pikken en actief te gebruiken. Inkijkje In een Amerikaans project organiseerden leerkrachten een twee jaar durend systematisch opgebouwd traject voor leerlingen uit scholen met lage SES-kenmerken van het vierde leerjaar tot het tweede jaar secundair onderwijs . Doorheen het traject werd aan verschillende taaldoelen gewerkt: het gebruik van school- en vaktaalwoorden, het bepalen en innemen van standpunten en het leesbegrip versterken. Het traject was opgebouwd rond een aantal re- levante thema’s met verschillende invalshoeken. Elk thema begon met een probleemstelling of uitdagende vraag. Een voorbeeld hiervan in de eerste graad secundair was: “Geweld en media: zijn ratings (leeftijdsaanduidingen, bij- voorbeeld PEGI 7+) noodzakelijk?“ Alle lees-en schrijfactiviteiten (en dus onderliggende taal- doelen) waren uitgewerkt in samenhang met elkaar vanuit deze uitdagende vraag. Die liep als het ware als een rode draad doorheen de verschillende activiteiten. De hoofdlijnen van het traject (5 dagen per thema - 45’/ dag) zag er als volgt uit: • Dag 1: taalles - introductie uitdagende vraag - lezen van een tekst met aandacht voor een aantal doelwoorden in de context ‘bannen’, ‘complex’, ‘ratings’ - (voor)kennis nagaan van leerlingen en eigen erva- ring of overtuiging delen - definities van de doelwoorden verkennen met visuele ondersteuning en leerlingen actief onder- steunen om deze in te zetten tijdens het gesprek • Dag 2: transfer en toepassing in de rekenles - oefeningen rond gemiddelden en percentages be- rekenen vanuit de tekst en vraagstukken beant- woorden gelinkt aan het thema waarin doelwoor- den waren opgenomen ‘Hoeveel verdiende de filmindustrie in 2010 gemiddeld aan films met rating PEGI 13 of hoger?’ • Dag 3: transfer en toepassing in les wetenschappen - les rond spiegelneuronen waarin doelwoorden ‘complex’ … opnieuw voorkomen en met een in- houdelijke link: “Spiegelneuronen helpen om bij- voorbeeld complex gedrag te imiteren, zou dit dan een reden kunnen zijn dat sommigen het geweld dat ze zien in games toepassen in het echte leven?” Voorbeeld: Het thema ‘elektriciteit’ binnen het vak Techniek zet je neer vanuit de centrale vraag: “De stekker geeft elektriciteit of stroom, maar waar komt deze vandaan?” Na expliciete instructie over de vaktermen (zie Bouwsteen 5), laat je leerlingen via een klasgesprek of korte schrijfopdracht actief nadenken. Waarom is het voor hen relevant dat ze weten wat stroom is? Laat ze dus meteen actief meedenken en activeer wat ze al weten: “Waar zou stroom opgewekt worden? Zijn er verschillende manieren om stroom op te wekken?” Laat een klasgesprek bijvoorbeeld samengaan met het opzoeken van informatie (bij- voorbeeld online, boeken in de klas, demonstratie in de klas). Aanknopingspunten met de leefwereld van je leerlingen zijn bijvoorbeeld: “Om je gsm op te laden heb je stroom nodig.” “Wanneer je op vakantie bent, kan je sommige stopcontacten enkel gebruiken om een scheermachine op te laden, maar niet om je gsm op te laden.” “Waarom valt de stroom thuis soms uit?” “Waarom moet je stroom en water ver uit elkaar houden?”. Je kan dit thema heel divers benaderen en in andere con- texten functioneel laten toepassen en herhalen, bijvoorbeeld vanuit de invalshoek ‘ontspanning’ (je gsm opladen om grap- pige filmpjes te bekijken) - ‘voeding’ (een lekkere warme maaltijd bereiden) - ‘veilig wegverkeer’ (afgesproken verkeersre- gels, o.a. ‘rood verkeerslicht betekent stoppen’, kan je enkel toepassen als het verkeerslicht werkt, als er dus stroom is).

RkJQdWJsaXNoZXIy MTg3Nzk=