Taalintegratietrajecten Praktijkgids

28 2. Bouw het taaltraject op een logische manier op en combineer verschillende deelvaardigheden Inkijkje In een Deense interventie werkten kleuterleerkrachten met drie- tot zesjarige kleuters, waaronder leerlingen met een andere thuistaal en met een lage SES, aan woordenschat, luis- terbegrip, vertelvaardigheden en beginnende geletterdheid. Hiervoor werkten ze 20 weken lang twee keer per week een half uur met een kleine groep van vijf kleuters. De leerkrachten werkten met de kinderen van hun eigen klas. Ze kregen de vrij- heid om de kleine groepen zelf samen te stellen en de activitei- ten te ontwerpen vanuit concrete vooraf bepaalde leerdoelen. Voorwaarde was dat elke activiteit aan twee of meerdere leer- doelen tegemoet kwam. Zo kon een leerkracht bijvoorbeeld bij een activiteit met verhaaldobbelstenen een keuze maken uit de volgende twee leerdoelen: 1. Zelf een verhaal kunnen verzinnen met een plaats en met personages (leerlijn luisterbegrip en vertelvaardighe- den-stap 4) 2. Nieuwe gevoelswoorden begrijpen en gebruiken zoals ‘be- schaamd’, ‘bedroefd’, ‘vrolijk’ (leerlijn woordenschat-stap 5) De leerdoelenwaren vooraf bepaald, rekening houdendmet wat je van een kleuter met een typische ontwikkeling mag verwach- ten. Ook waren ze gerangschikt in leerlijnen volgens moeilijks- graad, opnieuw gegeven een typische ontwikkeling van kleu- ters. Dankzij de opbouw in leerlijnen konden de leerkrachten een doordacht aanbod voorzien waarin alle doelen aan bod kwamen voor de volledige periode van het programma. De leer- lijn woordenschat zag er bijvoorbeeld als volgt uit (zie ook Bouwsteen 3): • Stap 1: woorden begrijpen en gebruiken voor onbekende voorwerpen (zelfstandig naamwoorden), voor onbekende acties, voor beschrijvingen van dingen en acties (bijvoeg- lijke naamwoorden en bijwoorden). • Stap 2: woorden over de ruimte (bijvoorbeeld ‘over’, ‘onder’, ‘boven’) begrijpen en gebruiken. • Stap 3: nieuwe tijdsbegrippen (bijvoorbeeld ‘voordien’, ‘nadien’, ‘dan’) begrijpen en gebruiken. • Stap 4: praten over de betekenis van nieuwe woorden, ook over woorden die meer dan één betekenis hebben. • Stap 5: nieuwe gevoelswoorden begrijpen en gebruiken, bijvoorbeeld ‘beschaamd’, ‘bedroefd’, ‘vrolijk’ (woorden- schat-stap 5). • Stap 6: nieuwe woorden begrijpen en gebruiken die gaan over het denken, bijvoorbeeld ‘geloven’, ‘zich inbeelden’. De leerkrachten kregen een intensieve training (zie Bouwsteen 6) in hoe ze de leerdoelen konden selecteren en verwerken in activiteiten, op welke manier ze de activiteiten konden vormge- ven en plannen. Ook kregen ze training over strategieën om taalzwakke leerlingen te ondersteunen bij het formuleren van hun antwoorden (zie Bouwstenen 3 en 5) en hoe ze via gerichte observaties de vorderingen van de kinderen konden opvolgen voor elke leerlijn (zie Bouwsteen 6). De interventie had een po- sitief effect op zowel de mondelinge taalvaardigheid als begin- nende geletterdheid van alle leerlingen, ook NTL’s en leerlingen met een lage SES. 2.3 Verwerk je taaldoelen in relevante thema’s met verschillende invalshoeken Hoewel we in Bouwstenen 3 en 4 specifiek ingaan op de mondelinge en schriftelijke taalvaardigheden, belichten we alvast kort waarom je taaldoelen het best aanbiedt in relevante thema’s en vanuit verschillende invalshoeken. We demonstreren dit ook met een inkijkje van een succesvol buitenlands taaltraject.

RkJQdWJsaXNoZXIy MTg3Nzk=