Taalintegratietrajecten Praktijkgids

26 2. Bouw het taaltraject op een logische manier op en combineer verschillende deelvaardigheden Sommige deelvaardigheden zijn belangrijk voor zowel de mondelinge als de schriftelijke taalvaardigheden. Een leerling met een beperkte woordenschat zal bijvoorbeeld niet alleen moeite hebben met spreken en luisteren (mondeling), maar ook met lezen en schrijven (schriftelijk). Bovendien beïnvloeden verschillende deelvaardigheden elkaar ook onderling. Een leerling die niet sterk is in luisterbegrip, zal vaak ook worstelen met leesbegrip. Verder toont onderzoek bij kleuters aan dat de mondelinge vaardigheden en de vaardigheden gericht op beginnende geletterdheid elkaar versterken. Bij oudere leer- lingen blijken niet alleen mondelinge vaardigheden en technisch lezen, maar ook cognitieve strategieën en zelfs kennis van spelling een invloed te hebben op leesbegrip. Hoe ga je dus het best te werk wanneer je de taalvaardigheid van je leerlingen wil verbeteren? • Bekijk het bredere plaatje en vertrek vanuit observaties, vanuit evaluatie-instrumenten die rechtstreeks aansluiten bij je curriculum of lesdoelen en vanuit formele, gestandaardiseerde instrumenten om te onderzoeken welke onderlig- gende deelvaardigheden je leerlingen nog niet verworven hebben (zie ook Bouwsteen 6). • Onthoud dat de verschillende deelvaardigheden een noodzakelijke, maar geen voldoende voorwaarde zijn om een bepaalde (mondelinge/schriftelijke) taalvaardigheid te verwerven. Technisch lezen is bijvoorbeeld een fundament voor leesbegrip maar er zal meer nodig zijn om je leerlingen te ondersteunen bij het lezen van teksten met begrip. In Bouwstenen 3 en 4 bespreken we respectievelijk welke mondelinge en schriftelijke deelvaardigheden de funda- menten van een taaltraject (kunnen) vormen. Betekent dit dat elke leerling met nood aan taalsteun aan al deze deel- vaardigheden moet werken? Niet noodzakelijk. Zoals je las in Bouwsteen 1, stem je je aanpak steeds af op de noden van je leerling(en). De basisgedachte is dat je vertrekt vanuit een sterke klasaanpak die onmisbaar is voor leerlin- gen met nood aan taalsteun en tegelijk een meerwaarde betekent voor alle leerlingen. In deze klasaanpak komen uiteraard alle vaardigheden aan bod. Indien je merkt dat bepaalde leerlingen, naast deze klasaanpak (laag 1), nood hebben aan bijkomende stapsgewijze instructie en herha- ling of extra instructie voor bepaalde deelvaardigheden, kan je met hen in kleine groep met deze deelvaardigheden aan de slag gaan (laag 2). Blijkt dit nog onvoldoende, dan kan extra (individuele) remediëring nodig zijn (laag 3). • Soms zal je zien dat verschillende doelgroepen met dezelfde deelvaardigheden worstelen. - Hebben leerlingen met een taalontwikkelings- stoornis, of met een lage SES, of NTL’s bijvoorbeeld een beperkte woordenschat, dan kan je met deze (verschillende types) leerlingen in kleine groep aan eenzelfde deelvaardigheid werken. • Soms zal je meer moeten differentiëren. - NTL’s die de klanken en het schriftsysteem van het Nederlands kennen, kunnen bijvoorbeeld voldoen- de technisch lezen, maar hebben doorgaans een woordenschat die nog te beperkt is om de tekst echt te begrijpen. Zij hebben nood aan (extra) woordenschatinstructie met het oog op goed lees- begrip (op laag 2), terwijl een leerling met dys- lexie misschien bijkomende intensieve ondersteu- ning nodig heeft op het vlak van technisch lezen voor goed leesbegrip (op laag 2 en 3). Verder moet een beginnende NTL met weinig woordenschat in een klas met vooral gevorderde NTL’s, waarschijn- lijk bijbenen op het vlak van basiswoorden om de dagelijkse gesprekken te kunnen volgen (op laag 3). De eerste bouwsteen leg je met een sterke klasaanpak waarin je preventief ondersteuningsvormen inbouwt. Je taaltraject moet er hoe dan ook op gericht zijn de voorop- gestelde doelen te halen. Door gedifferentieerd aan de slag te gaan wanneer de sterke klasaanpak onvoldoende ren- deert, waardeer je de verschillen tussen je leerlingen in plaats van deze als een probleem te zien. Tegelijk maxima- liseer je hun kansen op het bereiken van deze doelen. Daag dus je leerlingen met nood aan taalsteun uit: leg de lat hoog. Ook dat is werken aan gelijke kansen.

RkJQdWJsaXNoZXIy MTg3Nzk=