Taalintegratietrajecten Praktijkgids

25 Bouw het taaltraject op een logische manier op en combineer verschillende deelvaardigheden Je kan een taaltraject voor leerlingen met nood aan taalsteun, afhankelijk van de ernst van deze noden, op verschillende niveaus organiseren. Maar waar hou je best rekening mee? Wat zijn belangrijke elementen bij de selectie van je doelen en hoe bouw je een traject op? 2.1 Hou rekening met de wisselwerking tussen de deelvaardigheden In een taaltraject wil je de taalvaardigheid van leerlingen met nood aan taalsteun verbeteren, maar dat is natuurlijk een breed domein. Als je bijvoorbeeld leerlingen wil ondersteunen om vlot aan een gesprek te kunnen deelnemen, complexe instructies te begrijpen, informatie uit een geschreven tekst te halen en een duidelijke, liefst foutloze, e-mail op te stellen, dan gaat het niet om één facet. Je besteedt aandacht aan zowel mondelinge (luisteren en spreken) als schriftelijke taal- vaardigheden (lezen en schrijven). Wist je dat deze vaardigheden op elkaar inwerken? Luisteren, spreken, lezen en schrijven zijn dan wel verschillend, toch beïnvloeden ze elkaar sterk en steunen ze deels op dezelfde onderliggende deelvaardigheden. We geven een aantal voor- beelden van deelvaardigheden die in deze gids verder aan bod komen: Deelvaardigheid Voorbeeld Luisterbegrip De leerling kan in een verhaal belangrijke en minder belangrijke informatie onderscheiden. Vertellen De leerling kan een standpunt verdedigen. Receptieve woordenschat De leerling kan basiswoorden zoals ‘stoel’ en ‘boek’, maar ook school- en vaktaalwoorden zoals ‘factor’ en ‘stolling’ begrijpen. Expressieve woordenschat De leerling kan basis-, school- en vaktaalwoorden in de juiste context correct gebruiken. Klankbewustzijn De leerling kan rijmen of kan een woord opdelen in klankgroepen: ‘voeten’ wordt ‘voe - ten’. Fonemisch bewustzijn De leerling kan afzonderlijke spraakklanken manipuleren: ‘tak’ wordt ‘kat’ of ‘muil’ zonder ‘m’ wordt ‘uil’. Inzicht in geschreven taal De leerling kan lettertekens onderscheiden van andere tekens, weet dat je in het Neder- lands van links naar rechts leest. Letterkennis De leerling ontdekt dat je letters kan koppelen aan klanken en kan enkele letters benoemen. Technisch lezen De leerling kan woorden nauwkeurig en vlot lezen. Leesvloeiendheid De leerling kan een tekst met gepaste intonatie en expressie lezen. Leesbegrip De leerling kan hardop verwoorden hoe hij of zij erachter komt wat de kerngedachte is in een bepaalde passage. Spelling De leerling kan werkwoorden correct spellen. Creatief en functioneel schrijven De leerling kan een helder betoog schrijven.

RkJQdWJsaXNoZXIy MTg3Nzk=