MUA25

HET DUO MAGAZINE UNIVERSITEIT ANTWERPEN 25.2017 23 Hoe erg herken jij de verhalen van je dochter? Johanna: Soms heel erg, maar dan even zeer ook weer niet. Er zit dan ook dertig jaar tussen ( lacht ). Wij waren in een groep met tien, maar logeerden niet in gezinnen. Wel in kloosters, bij bijvoorbeeld de jezuïeten. Ik las het net nog in mijn verslag van toen dat iedereen het er over eens was dat je echt wel bij de mensen thuis moet leven en slapen om je echt te kunnen onderdompelen. Pas op, mijn ervaring was ook super, hoor. Ik heb achteraf ook zo veel indrukken moeten verwerken. Ik zal nooit het weeshuis vergeten, een initi- atief van moeder Theresa. Aan de ene kant zaten de gezonde kindjes, zonder fysieke afwijkingen. En ze verzekerden ons dat die allemaal een mooie toekomst in Europa zou- den krijgen. Maar aan de andere kant van de kamer zaten de gehandicapte kindjes vanuit hun bedjes met grote ogen naar ons te staren. Daarvan weet je: die komen niet in een goed gezin in Europa terecht. Hartverscheurend. Wat is het meest gelijkend? Johanna: Isabelle vertelde me dat er wel eens discussies waren. Dat is ook logisch in zo’n grote groep met zo veel verschillende indi- viduen. Iedereen heeft een eigen kijk op wat er zich afspeelt. Maar daardoor leer je jezelf ook heel erg kennen. En Isabelle ervaarde net hetzelfde. Ik zal nooit een discussie in India vergeten: we waren op een marktje waren ze glazen armbanden maakten. Die mensen kregen die op een of andere manier om je arm. Ongelooflijk. Maar ze werden wel door kinderen geblazen, dus dat was pure met nummers gekregen van alle mogelijke contactpersonen en ambassades. Och, je staat er wel eens bij stil. Maar Congo is zo groot. Het is niet omdat er in Kinshasa iets gebeurt, dat dat zou uitdeinen naar Bukavu. Maar je bent wel op je hoede en achteraf heel blij dat ze veilig terug thuis is. Hoe ziet een doorsneedag er tijdens een inleefreis uit? Isabelle: Je moet je zeker geen vrijwilligers- werk voorstellen. Het gaat echt om de erva- ring om je onder te dompelen in een andere cultuur bij een gastgezin. We waren in totaal met negen andere studenten van de universiteit en twee begelei- ders. Iedereen leefde verspreid, maar toch in de buurt. Meestal gebeurde alles dus wel in groep, samen met iemand van je gast- gezin dan, een broer of een zus. We bezochten wel eens een ziekenhuis, maar evengoed een brouwerij of we gingen iets drin- ken en dansen. Dat is wat mij ook zo aansprak: je gaat echt samenleven met de familie en de plaatselijke studenten en van hun gebruiken leren. Dat familiegebeuren is me heel erg bijgebleven. Hier leef ik ook in een heel warm gezin, maar daar is de band zo vele malen groter. Niet teveel geknuffel, maar letterlijk een broer die ‘zorgde’ voor zijn zusje van drie. En dat gold ook voor mij. Er werd niet gegeten voor ik thuis was, ook al wat dat pas om elf uur ’s avonds. Wat mijn ouders hier erg ontroerde, was het feit dat mijn gastouders hen een brief schreven. ‘Afrikaanse kindjes worden blank geboren en op die manier hebben wij Isabelle ontvangen in ons gezin, als een nieuw geboren blank meisje.’ Mama krijgt er nog tranen van in haar ogen. Was een maand lang genoeg voor jou? Kan je je dan volledig onderdompelen? Isabelle: Om echt deel uit te gaan maken van zo’n gemeenschap heb je uiteraard veel meer tijd nodig. Maar die was er niet. En op de duur treedt er ook wel een soort van routine op. Elke dag afspreken, elke dag ergens heen. Ik klaag zeker niet, maar ik heb me soms wel eens wat verveeld. Dat komt vooral omdat je nooit eens alleen op stap kan. Je bent altijd in groep, met je medestudenten. Er is altijd een programma uitgestippeld. Ik had bijvoorbeeld graag meer tijd alleen doorgebracht met mijn oudste ‘zus’. Die werkte in een ziekenhuis en dus zag ik haar niet zo vaak. Dat is jammer, maar ook zeker geen ramp. In zo’n groep zijn er wel eens discussies. Ieder heeft zijn eigen kijk. Maar daardoor leer je jezelf ook heel erg kennen. Johanna Soete

RkJQdWJsaXNoZXIy MTg3Nzk=