MUA23

36 MAGAZINE UNIVERSITEIT ANTWERPEN 23.2017 DOSSIER STEM “Terwijl ze meestal in interdisciplinaire teams werken, er veel interactie en afwisseling bij het beroep komt kijken en het dus allesbe- halve saai is”, vindt Daems. “We moeten ook meer inzetten op een goede studiekeuzebegeleiding”, vult Van Petegem aan. “Het ontbreken van rolmodellen in het secundair onderwijs maakt de studiekeuze heel eenzijdig. En met singleshotacties kom je er niet. Een gemakkelijke manier om aan STEM te doen, is vaak om leerlingen een hal- ve dag mee naar bijvoorbeeld Technopolis te nemen en dan is de opdracht volbracht. Maar het rendement daarvan op lange termijn is verwaarloosbaar.” Learning by doing “Er zijn nochtans wel wat factoren die ervoor kunnen zorgen dat jongeren meer zin krijgen in een technische studie”, weet Van Petegem. “Als leerlingen zelf mogen ontwerpen, expe- rimenteren, ontdekken in de klas, werkt dat heel motiverend voor hun interesse in een STEM-carrière. Het vak Techniek wordt nog TSO verliest? “Dat het secundair onderwijs nu veel aandacht heeft voor STEM, is goed, maar we zien dat nogal wat ASO-scholenmet STEM aan de haal gaan, terwijl het net de bedoeling was om het TSO op te waarderen”, merkt Van Petegem op. “Momenteel zien we een wildgroei aan STEM-initiatieven in de eerste graad, vaak om leerlingen te lokken, denk ik. Er zijn scholen die goed nadenken over hoe ze hun STEM- opleiding willen uitbouwen, ook in functie van de tweede en derde graad, maar dat zijn eerder uitzonderingen.” Nu na het politieke akkoord over de onder- wijshervorming blijkt dat ASO, BSO en TSO blijven bestaan, vreest Van Petegem dat TSO- scholen een deel van hun sterke leerlingen zullen verliezen. Wiskunde boven Op welke STEM-leerlingen mikt onze univer- siteit eigenlijk? “We hebben geen standaard- profiel van de ideale STEM-student”, zegt Daems. “Op dit moment komt in de industriële ingenieursop- leiding 65 procent uit het ASO en 35 procent uit het TSO, vooral de richtingen industriële weten- schappen en techniek-weten- schappen. De meest bepalende factor voor hun studierendement is momenteel het gevolgde aan- tal uren wiskunde.” “De aantrekkelijkheid van het vak wiskunde is een ander aandachts- punt”, vindt Van Petegem. “Nu lopen jongeren daar onterecht van weg.” Daems: “Wiskunde moet zijn abstracte karakter behouden, maar het zou wel goed zijn om leerlingen, ook in andere vakken, meer te laten zien waar die wis- kunde van pas komt. Als ze de relevantie ervan inzien, kiezen ze misschien toch sneller voor een wiskundepakket, met het uitzicht op een veelbelovende STEM-carrière als beloning.” veel te theoretisch gegeven, vaak uit angst of onzekerheid bij de leerkracht, of uit schrik dat de praktijkles in chaos zou uitmonden. Maar je moet jongeren de relevantie van iets doen inzien. Learning by doing is een erg sterke manier om interesse te wekken.” “Die aanpak heeft ook zijn plaats in het hoger onderwijs”, vindt Daems. “Enkele oplei- dingsonderdelen starten bij ons met een practicum of destilleren de theorie uit con- crete cases. Waarom studenten niet eerst vragen om iets toe te passen, en op basis van de opborrelende vragen op zoek te gaan naar de theorie?” “Bij engineering wordt dit de common practice ”, getuigt Daems. “Nu zien we agile develop- ment : in plaats van uit te gaan van één grote ontwerpcyclus, delen we die op in kleine ontwerpcycli. Je start met een klein project, trekt conclusies, stuurt bij, en daaruit komt een volgende korte ontwerpcyclus. Hierdoor wordt je schip wendbaarder en ga je sneller in de goede richting. Door de snellere bijsturing en feedback wordt het leerproces intenser.” SCHRIK “Het vak Techniek wordt te theoretisch gegeven, uit angst of onzekerheid”, weet Van Petegem ( met bril ).

RkJQdWJsaXNoZXIy MTg3Nzk=