MUA20

38 MAGAZINE UNIVERSITEIT ANTWERPEN 20.2016 DOSSIER PROEFDIEREN De eicellen zitten al van bij de geboorte in het ovarium, zodat we die gewoon kunnen afhalen in het slachthuis. Wij werken met slachtafval, en kweken daarmee honderden embryo’s per week.” Startend mechanisme Maar wat kan een embryo ons leren over de werking van een stof bij volwassen mensen? “Zeer veel, zowel omtrent acute als chroni- sche toxiciteit”, antwoorden Dries Knapen en Steven Van Cruchten, respectievelijk eco- en farmatoxicoloog die embryo’s van zebravissen gebruiken voor hun onderzoek (zie p.37) . “Of een bepaalde dosis van een stof acuut toxisch is, is vrij duidelijk. Sterft een embryo, dan is het toxisch. Maar ook stoffen waarvan het giftige effect bij volwassen mensen pas na vele jaren duidelijk wordt, bijvoorbeeld in de vorm van een kanker, zouden we op embryo’s kunnen testen. Als we weten hoe en in welke stappen een bepaalde ziekte evolueert van bij haar ontstaan, hebben we er genoeg aan om dat mechanisme als het ware te zien ‘starten’ in het embryo om te weten dat er een toxisch effect speelt.” “Een embryo moet werken als een kanarie in een koolmijn”, bevestigt Bols. “Zo hebben we met testen op koeienembryo’s bewezen dat cadmiumchloride al in die fase toxisch is, en wat het effect precies is. Zo kan je voortaan met een test op een embryo zien wanneer er een blootstelling is geweest aan zware metalen.” Dat is geen detail. Met de Europese REACH- wetgeving moeten de komende jaren 140 000 stoffen die in onze omgeving terechtkomen, geëvalueerd worden op hun effecten. Met de gangbare testen vergt dat miljoenen proefdie- ren. Maar als toxiciteit al kan worden vastge- steld in het embryonale stadium, wordt dat P rofessor Peter Bols begint met een anekdote: “Toen ik 28 jaar geleden afstudeerde, zette de prof nog muizen op een hete plaat, om te kijken hoe lang ze het uithielden. En wie daar kritiek op had, die haalde zich zijn woede op de hals. Het lijkt vandaag ondenkbaar, maar er waren tijden dat men ervan uitging dat dieren pijn anders percipieerden.” In wat een van de meest gezellig ingerich- te kantoren van UAntwerpen moet zijn, is die periode voltooid verleden tijd. Met zijn onderzoek naar in vitro gekweekte embryo’s heeft deze veterinaire fysioloog zich pal in het centrum van het debat rond dierproeven geplaatst. “Niet dat dat mijn origineel onder- zoeksobject was. Mijn expertise werd in eerste instantie gebruikt om boeren meer kalveren te bezorgen, met de gewenste genetische eigenschappen. Maar omdat dat commerci- eel niet haalbaar bleek voor de gemiddelde Belgische donorkoe, moest ik elders op zoek naar geld voor mijn onderzoek.” “De overheid had toen geld voor onderzoek naar dierenwelzijn, dus vroeg ik me af: ‘Zouden onze boviene embryo’s gebruikt kun- nen worden om toxische stoffen op te sporen?’ Zo gek is dat niet. Uiteindelijk lijkt een mens genetisch meer op een koe dan op een muis, het meest gebruikte proefdier. Bovendien zouden we werken met embryo’s, wat geen proefdieren zijn. En voor die embryo’s moe- ten we zelfs geen proefdieren bevruchten. “Embryo’s zijn de kanaries in de koolmijn” Toxicologisch onderzoek met behulp van dierenembryo’s kan internationaal tal van dierproeven vervangen. Hoewel de weg naar de wetenschappelijke zekerheid van testresultaten nog lang is, zijn de potentiële voordelen enorm. “Koeienembryo’s worden zelfs uit slachtafval gekweekt, tot honderden stuks per week.”

RkJQdWJsaXNoZXIy MTg3Nzk=