MUA20

MAGAZINE UNIVERSITEIT ANTWERPEN 20.2016 37 PROEFDIEREN DOSSIER V anuit hun gespecialiseerde aquaria in een geacclimatiseerde kamer in Gebouw UC op Campus Drie Eiken gunnen zo’n 2000 zebravissen hun bezoekers geen blik. Niet meer dan enkele centimeters groot zijn deze subtropische vis- jes bestemd voor wetenschappelijk onderzoek. Men zou zich kunnen afvragen of het debat rond het wel en wee van proefdieren maat- schappelijk ooit zo gevoelig zou zijn geworden, als het enkel om vissen zou gaan. “Maar dat is niet de juiste vraag”, vindt ecotoxicoloog Dries Knapen. “Proefdieren zijn volgens de wet alle niet-em- bryonale gewervelde dieren, en inktvissen”, zegt de onderzoeker. “Dat de emotionele afstand tot een vis groter is voor de meeste mensen, kan geen criterium zijn om andere regels te hanteren dan voor pakweg eenmuis.” Nochtans zijn de visjes beter geschikt om toxiciteit voor mensen te testen dan de eerste gelijkenis zou doen vermoeden. Doordat hun genoom volledig gekend is en hun DNA via transgenese kan worden aangepast, zijn de zebravissen aan een flinke opmars bezig in de Europese laboratoria. Als adulte proefdieren, maar, belangrijker, ook als embryo. “En een embryo is geen proefdier”, stelt Steven Van Cruchten, gespecialiseerd in reproductie- ve toxicologie. “Dat kan een embryo zijn van een koe, maar dus ook een van een zebravis. En laat die laatste nu per nacht zo’n honderd eitjes leggen, als natuurlijke voortplantings- strategie in gevaarlijke wateren. Wat leer je van zo’n embryo? Bijzonder veel. (zie p. 38-39, red.) ” Sluitstuk “Dat wil niet zeggen dat het ethische debat bij embryo’s vervalt”, pikt Knapen in. “Dan nog is het de vraag wanneer een embryo lijden kan ervaren. Voor vissen heeft Europa beslist dat dat het geval is wanneer de vis zichzelf begint te voeden – bij de zebravis is dat na vijf dagen – maar bijvoorbeeld Duitsland is op dat vlak al strenger.” “Wil een onderzoeker iets testen, dan moet dat eerst met een computermodel, dat mogelijk al uitwijst dat iets toxisch is”, klinkt het. “Vervolgens kunnen we in vitro testen op gekweekte celstructuren, en in vivo op ongewervelde dieren, het onderzoeksdo- mein van de groep Sphere onder leiding van prof. Ronny Blust. Embryo’s van vertebraten spelen daarna een cruciale rol in de getrapte structuur die het doel moet zijn van elk beleid rond proefdieren, waardoor hun aantal sterk zal verminderen.” “De vraag is: wat is een proefdier?” Zijn vissen proefdieren? En zo ja, zijn we dan minder gevoelig voor hun leed? De verkeerde vraag, vinden onderzoekers van UAntwerpen. Maar visembryo’s zijn wel een interessant alternatief voor volgroeide dieren. ALTERNATIEF “Een embryo is geen proefdier”, zeggen Dries Knapen (rechts) en Steven Van Cruchten. In vivo beeld- vorming is de toekomst Wie vroeger een geneesmid- del voor een hersenaandoe- ning wilde testen, moest dat toedienen aan een grote groep proefdieren, en hun hersenen in plakjes snijden om het effect te controleren. Om dat vervolgens te herha- len met een gezonde contro- legroep, en dat allemaal een aantal keren om te weten wanneer de stof in werking treedt. “Nu doen we dat allemaal met levende proef- dieren”, vergelijkt gewoon hoogleraar Annemie Van Der Linden. “Die onderwerpen we, als kleine patiënten in een kliniek, aan een scanon- derzoek, waardoor we hun hersenactiviteit kunnen bekij- ken. Iets wat we bij hetzelfde dier zo vaak kunnen herhalen als we willen, zonder dat het er schade van ondervindt. De reductie in aantal proefdieren is enorm.” Net als bij humane onder- zoeken zijn niet-invasieve in vivo beeldvormingstechnie- ken een almaar populairder alternatief voor klassieke dierproeven. Van Der Linden: “Het is een jonge wetenschap die tal van nieuwe inzichten mogelijk kan maken. En daar is UAntwerpen, met een van de grootste beeldvormings- centra voor proefdieren, zeer goed voor geplaatst.”

RkJQdWJsaXNoZXIy MTg3Nzk=