MUA20

34 MAGAZINE UNIVERSITEIT ANTWERPEN 20.2016 DOSSIER PROEFDIEREN “De karikaturen zijn er al lang uit” De ethische commissie die over dierproeven beslist, schaart zich voluit achter de internationale doelstelling om dergelijke experimenten te verminderen, te vervangen en te verfijnen. Een gesprek over fruitvliegen, rokende aapjes en een toonaangevende opleiding. “We kunnen het aan- tal dieren nog drastisch verminderen, maar dan moet de overheid meer investeren in onderzoek.” D e karikaturen zijn eruit. De omknel- de resusaapjes met een brandende sigaret in hun mond, de konijnen- ogen die worden ingesmeerd met toxische stoffen, de vivisecties voor studen- ten. Dat is, althans in Europa, verleden tijd. Vroeger paste men een lethale dosis toe op proefdieren, terwijl we uit die laatste fase, de doodsstrijd, amper iets leerden. Vandaag euthanaseren we de dieren alleen als het nodig is. De traumatologische testen gebeu- ren onder anesthesie.” Buitengewoon hoogleraar biomedische wetenschappen Peter De Deyn, voorzitter van de ethische commissie die alle dierproeven op de Universiteit Antwerpen beoordeelt, is stellig. “Wij zijn geen cowboys.” Dat wil niet zeggen dat hij tegen dierproeven is, inte- gendeel. Maar sinds hij in de jaren negentig als onderzoeker een belangrijke studie niet meer gepubliceerd kreeg in een Brits vakblad, omdat men bang was van de reacties van de dierenrechtenlobby, ging de dierenexperimen- tator zich in het onderwerp verdiepen. Hij schreef het internationaal gerenommeerde boek Ethics of animal and human experimen- tation en werd prompt de expert ter zake op UAntwerpen. “We krijgen elk jaar zo’n 125 aanvragen voor onderzoek met proefdieren, en 60 procent daarvan leggen we substan- tiële aanpassingen op voor we onze finale toelating verlenen.” “Ik heb nog geen aanvraag gezien die niet vol- doende beargumenteerd is”, bevestigt hoog- leraar diergeneeskunde Chris Van Ginneken. “Onderzoekers moeten aantonen dat proefdie- ren relevant zijn voor hun experiment. Dat de kans op het beoogde resultaat groot genoeg is. Dat de ernst van de impact op de dieren in relatie staat tot het onderzoeksdoel. Een dier laten lijden zonder dat er zelfs op lange termijn een concreet effect tegenover staat? Dat hoeft niet voor mij. Bovendien stoppen we niet bij de goedkeuring, maar leveren we ook feedback op de resultaten. Schiet de rea- liteit in vergelijking met de aanvraag tekort, dan heeft dat gevolgen voor de onderzoeker.” Pijngrimas Van Ginneken kijkt in de ethische commissie in de eerste plaats naar de praktische manier waarop met de proefdieren wordt omgegaan, de Verfijning in de VVV-doelstelling rond expe- rimenten met dieren. Naast Vermindering en Vervanging gaat dat om de huisvesting, voeding en de behandeling van de dieren. Het is een cruciaal onderdeel, dat mee in de opleiding proefdierkunde is gegoten. Dat is veel meer dan een oppervlakkig ethisch laagje voor de gecontesteerde dierproeven. Elke onderzoeker die daadwerkelijk met de dieren omgaat, moet verplicht een opleiding gevolgd hebben die onder meer aanleert hoe je dieren het minst invasief oppakt, injecteert, enzovoort. Die opleidingen gelden meestal zelfs enkel nationaal, zodat een Belgische onderzoeker niet automatisch in Nederland aan de slag kan. En er komt meer aan: men denkt er over na om in de toekomst ook dier- soortspecifiek te gaan werken, waardoor iemand die met vissen werkt dat daarom nog niet met muizen mag. Het aantal dieren per kooi is gereglemen-

RkJQdWJsaXNoZXIy MTg3Nzk=