MUA20

HET DUO MAGAZINE UNIVERSITEIT ANTWERPEN 20.2016 23 voor de minder kwalitatieve instroom van eerstejaars? “Is die instroom wel kwalitatief minder?”, vraagt Van Craen zich af. “Of worden de kersver- se studenten gewoon op een heel andere manier getest dan ze in het secundair onderwijs gewoon zijn? Misschien gaat het niet om een ander, lager niveau, maar om een ander type leerling dat instroomt?” “Vanuit de overheid wordt in het secundair onderwijs scherp gesteld op vaardigheden. De kennis wordt nu op een andere manier ingevuld, terwijl de uni- versiteit nog altijd focust op het puur blokken van cursussen. Ik herinner me professor Alex Vanneste nog, die elk acade- miejaar een test Frans afnam bij de eerstejaars toegepaste economische wetenschappen. Die resultaten werden elk jaar slechter en slechter. Wil dat echt zeggen dat de studenten alsmaar dommer werden, of kwamen ze gewoon met ande- re vaardigheden naar de uni- versiteit?” Voor het talenonderwijs in het secundair onderkennen beide directeurs dat de slinger te ver is doorgeslagen naar de communicatieve kant en dat de aandacht voor woordenschat en grammatica schromelijk verwaarloosd is. “Ik heb zelf ook nog les gehad van professor Vanneste en met hem deel ik de visie dat taal niet alleen communicatie, maar ook struc- tuur, analytisch denken en logica is”, stelt Heremans, zelf alumna Romaanse talen. “Het is wetenschappelijk bewezen dat een ach- terstand voor wiskunde kan gelinkt worden aan een taalachterstand. Woorden in een zin krijgen pas betekenis door de syntax.” “Gelukkig kwam er al een corrigerende tegen- beweging op gang”, weet Van Craen. “Maar het slechter scoren op taaltesten is een nefaste evolutie van het taalbeleid door de overheid. Daar worden onze taalleer- krachten zelf ook wat ongelukkig van.” Scepsis over oriëntatieproef Wat vinden beide directeurs van de lang- verwachte oriëntatieproef die sinds kort bij enkele duizenden laatstejaars wordt afgeno- men? De test moet leerlingen helpen om een gefundeerde studiekeuze te maken door te peilen naar hun interesses, kennis en moti- vatie. De bedoeling is om die leerlingen een jaar lang te monitoren om op basis van hun keuzes en slaagpercentages gericht studie- advies te kunnen geven. Op termijn zou de proef voor alle leerlingen verplicht worden, maar niet bindend. “Die oriënteringsproef mag zeker niet bindend zijn, want studentenmaken onderweg nog een serieuze persoonlijkheidsontwikkeling mee”, meent Heremans. “Zo’n test blijft bovendien een momentopname. Ik vraag me af of en hoe de resultaten teruggekoppeld worden naar de student.” “Ik denk dat de verplichte oriëntatieproef een sterke voorspeller kan zijn van de prestaties in het hoger onderwijs”, meent Van Craen. “Maar ik ben ook benieuwd welke conclusies de overheid uit die resultaten zal trekken. Ik hoop dat de leerlingen aanvullende informa- tie krijgen over hoe ze de resultaten moeten interpreteren en wat de volgende stappen zijn. Het moet mogelijk zijn om studenten die op basis van de oriënteringsproef erg lage slaagkansen hebben, verplicht mee te nemen in een remediëringstraject om de achterstand weg te werken. Naast kunde en kennis moet je volgens mij ook peilen naar de juiste studiehouding om een hogere studie aan te vatten.” Véél doorstromingsprojecten Beide directeurs geven aan dat er op dit moment al veel wordt gedaan om leerlingen voldoende voor te bereiden op het hogeron- derwijstraject. “We hebben tal van doorstro- mingsactiviteiten in de derde graad”, getuigt Heremans. “We werken al in het vijfde jaar met www.onderwijskiezer.be , wat het zoeken van een geschikte opleiding vergemakkelijkt. We gaan ook naar de SID-in-beurzen en de openlesdagen, nemen deel aan het Klimop- project waarbij gevormde studententeams info komen geven aan onze kansarme en/of allochtone studenten en hen komen inspire- ren en adviseren in hun keuze voor het hoger onderwijs. En op het atheneum loopt er een succesvol coachingstraject rond identiteits- ontwikkeling en het vooropstellen van doelen.” Ouders betrekken “Je kan met de studiekeuzebegeleiding eigen- lijk niet vroeg genoeg beginnen”, meent Van Craen. “Dat houdt zowel het eigenlijke kiezen van een opleiding in, als het ontdekken van talenten en het aanleren van keuzevaardig- heden. Ons studiekeuzeproces van secundair naar hoger onderwijs verschilt eigenlijk niet zoveel van dat van de eerste naar de tweede graad, en van de tweede graad naar de derde. We begeleiden onze leerlingen in een erg uitgebreid traject waarbij ze bewust leren kiezen, en hun eigen capaciteiten leren ken- nen, zowel hun sterktes als hun zwaktes.” “Wij starten ook al erg vroeg met talentont- wikkeling”, vult Heremans aan. “In de eerste graad werken we al met een talentenreis doorheen vijf domeinen: Latijn, economie, ICT en techniek, wetenschap en artistieke vorming.” Zowel Heremans als Van Craen vinden het belangrijk ouders te betrekken in de studie- keuze. “Zo organiseren we bij elke overgang naar een nieuwe graad, en zeker bij de over- gang naar het hoger onderwijs, een ouder- avond”, vertelt Van Craen. “Op die laatste ouderavond komen oud-leerlingen van de school praten met onze laatstejaars. Ook de ouders krijgen de kans om vragen te stellen. Dat werkt erg goed, want oud-leerlingen zijn heel geloofwaardige rolmodellen.” Een belangrijke rol voor de universiteit ligt in het verschaffen van juiste en objectieve informatie. Jan Van Craen

RkJQdWJsaXNoZXIy MTg3Nzk=