Making Mutsaard
57 Making Mutsaard 56 Ruimtelijke Eerste Lezing Huidige eigendomsverdeling Momenteel wordt de campus door twee instituten bewoond. De faculteit Ontwerpwetenschappen van de UA en de kunstopleidingen van de AP Hogeschool bezitten de campus in onverdeeldheid. Elk hebben ze recht op 50% van de beschikbare nuttige oppervlakte. Daarnaast worden de sanitaire ruimtes, gangen, trappen, liften, cafetaria, technische ruimtes, aula’s, gedeeld. Bij een eerste lezing zijn er al enkele interessante conclusies te trekken. De UA gebruikt het meren- deel van de gebouwen die aansluiten op de straat: de directeurswoning, het gebouw aan de ambt- manstraat, en de gebouwen van Conservatie en Restauratie. De ruimte aan de Venusstraat, die de aansluiting zou kunnen maken met de stadscampus van de UA, is dan weer in het beheer van de AP. Tempelgebouw Directeurswoning Hoofdgebouw Ambtmanstraat Conservatie Restauratie Bourlaschool poortgebouw Kerkgebouw UA AP Fivez-gebouw CONCLUSIES FIELDOFFICE ‘IDENTITEIT EN COMMONS’ De campus mist een ‘kloppend hart’, een ontmoetingsplaats voor docenten en studenten. We stellen die opgave voorop: een aantrekkelijk en herkenbare ontmoetingsruimte als hart van de campus waar allerlei gebruikers, activiteiten en het geproduceerde werk kunnen samenkomen. De sociale ruimten zoals cafetaria, docentenlokaal, ontmoetings- plekken en de tuin zijn ofwel afwezig, weinig benut, te verspreid, akoestische onbruikbaar of niet goed beheerd. Daarnaast blijkt een duidelijk verschil in identiteit en werking te zijn ontstaan tussen de opleidingen van de AP Hogeschool en de Universiteit Antwerpen. Een chronische angst voor plaatsgebrek leidde tot een cultuur van reserveren, inboeken en toeëigenen van ruimte. Dit resulteerde in een steeds grotere vraag naar roosterbare leslokalen. In de prak- tijk blijkt dat verschillende ruimten leeg staan of inefficiënt worden gebruikt. Er is nood aan een meer gediversifieerde cultuur omtrent ruimtegebruik die nauwer aansluit bij de manier van lesgeven (indi- viduele begeleiding, groepswerken, toonmomenten enz.). Dit bete- kent ook dat er moet ingezet worden op meer flexibele en gedeelde ruimte voor ontmoeting, spontaan initiatief, last-minute overlegmo- menten enz. Ruimte die niet kan worden geprivatiseerd. Onder de verschillende opleidingen heerst een gedeelde wens om de eigen productie in de kijker te plaatsen en zo ook samenwerking te stimuleren. Ook stielkennis en métier worden gezien als een gemene deler tussen verschillende opleidingen. Hier op inzetten kan de kruis- bestuiving tussen opleidingen faciliteren. De werkruimtes, labo’s en fablabs moeten een centrale en zichtbare plek krijgen op de campus. De campus kan vandaag niet duurzaam genoemd worden. Vele opleidingen draaien op een ‘wegwerpcultuur’ voor maquettes, expo-stukkenen en werkmateriaal. Een circulaire campus kan een andere gedeelde ambitie en dus ook identiteit zijn. Verder is er ook nood aan een optimalisatie van het functioneren van de campus (fietsbewegingen, afvalstromen, laden en lossen, onthaalbalie…). Tot slot is de herkenbaarheid, aanwezigheid en zichtbaarheid van het historische erfgoed vaak beperkt. Dit is een gemiste kans. De cam- pus kan veel representatiever worden, een stukje meer opgekuist, zon- der de charme van zijn historische gelaagdheid en experimenteer-plek te verliezen. Zo kan de identiteit van deze campus ook meer opge- bouwd worden rond het ontvangen van bezoekers, het tonen van werk en processen, en de kruisbestuiving tussen allerlei disciplines. Aan de andere kant heeft de AP zowel in het Fivez gebouw, in het kerkgebouw als ook in het hoofdge- bouw nagenoeg een monopolie op het maaiveld. De UA heeft op de campus zelf weinig ‘voeten op de grond’.
RkJQdWJsaXNoZXIy MTg3Nzk=