Les in Lezen: Onderzoeksluik 1 – Umbrella review van effectief leesonderwijs 72 Ook Bogaerds-Hazenberg et al. (2020) onderzochten het effect van instructie over tekststructuur op begrijpend lezen bij leerlingen uit het vierde tot het zesde leerjaar. De interventies in de studies focusten op het herkennen van structuur, visualiseren van structuur (bv. story maps en grafische organizers) en samenvatten op basis van de structuur (bv. hiërarchisch onderlijnen). De meta-analyse concludeerde dat instructie over tekststructuur een klein tot medium effect heeft op begrijpend lezen op korte termijn. De effectgroottes variëren sterk afhankelijk van de uitkomstmaat. Instructie in het stellen van vragen heeft een klein effect op het leesbegrip van leerlingen. Ook instructie in herinneren van tekststructuren hebben een klein effect op begrijpend lezen. Het grootste effect op leesbegrip werd gevonden bij instructie in samenvatten. Een effect op lange termijn werd niet gevonden, immers: de sterkte van het gevonden effect is afhankelijk van de tijd tussen de interventie en het begrijpend lezen. Zo kan op lange termijn (> 3 weken na de interventie) geen effect meer gevonden worden. Met andere woorden: instructie over tekststructuur heeft slechts een kortdurend effect op het begrijpend lezen van leerlingen. Verder blijkt het belangrijk dat leerlingen tijdens de interventie de kans krijgen om zelf de aangeleerde zaken in te oefenen. Wanneer dit ontbreekt, blijkt er een snellere daling in het effect van de instructie op leesbegrip. Met andere woorden: activiteiten van de leerling zelf (met name inoefenkansen) zijn een ‘beschermende factor’ voor de daling in begrijpend lezen op iets langere termijn. Tenslotte onderzochten Bogaerds-Hazenberg en collega’s nog andere potentieel beïnvloedende factoren (bv. gebruik van gestandaardiseerde versus niet- gestandaardiseerde instrumenten), maar die bleken geen invloed te hebben op het effect van de interventie op begrijpend lezen. Guzman et al. (2018) onderzochten in welke mate interventies omtrent zelfmonitoring tijdens het lezen een impact hebben op (o.a.) het leesbegrip van leerlingen. Tijdens de instructie omtrent zelfmonitoring leren leerlingen bepalen waar ze staan in hun leerproces en leren ze om hun gedrag hieraan aan te passen. Deze leesstrategie helpt de lezer om de tekst beter te begrijpen. Uit de studie blijkt dat instructie in zelfmonitoring een groot effect heeft op begrijpend lezen, voor leerlingen van verschillende leeftijden (tussen 8 en 18), zowel in het gewoon als buitengewoon onderwijs. Deze impact werd vastgesteld zowel in een programma dat enkel op zelfmonitoring focust als in een programma dat ook andere componenten van leesinstructie bevat. In alle gevallen is er een duidelijk zichtbaar effect van de interventie, ook bij streng geselecteerde studies. De effectgroottes van de verschillende studies liggen bovendien dicht bij elkaar. 3.4.4.3 Schrijfopdrachten (bij leesteksten) Graham en Hebert (2011) bestudeerden het effect van spelling- en schrijfinstructie op leesvaardigheid bij leerlingen uit het lager en secundair onderwijs. De auteurs splitsen hun onderzoek op in verschillende meta-analyses waarin ze o.a. focusten op het effect van schrijfopdrachten op leesbegrip. De schrijfopdrachten waren heel divers: vragen beantwoorden over (of formuleren bij) een gelezen tekst, notities nemen tijdens/na het lezen van een tekst, een samenvatting schrijven, een kort antwoord op een tekst schrijven of verdiepende schrijfactiviteiten. Ze stelden vast dat het uitvoeren van schrijfopdrachten bij een gelezen tekst een klein effect heeft op het leesbegrip van leerlingen in zowel het lager als secundair onderwijs. Dit positieve effect geldt voor elk type schrijfopdracht en blijkt nog iets sterker voor leerlingen met lees- en/of schrijfmoeilijkheden. Uit de moderatoranalyse blijkt verder dat schrijfopdrachten doorgaans een groter effect hebben op het leesbegrip van leerlingen uit het lager secundair onderwijs, dan voor leerlingen uit het hoger secundair onderwijs. Wanneer de leerlingen echter specifieke training krijgen over hoe ze een bepaalde schrijfopdracht kunnen gebruiken als tool om een gelezen tekst te begrijpen, draait het verband om. Dan zijn het leerlingen uit het hoger secundair die een groter effect van de schrijfopdrachten op begrijpend lezen vertonen. Graham en Hebert onderzochten nog of andere factoren het effect van schrijfactiviteiten op leesbegrip beïnvloeden (bv. lager vs. secundair, training lager vs. secundair, taalvak vs. zaakvak, wetenschappen vs social studies), maar dit bleek niet het geval te zijn.
RkJQdWJsaXNoZXIy MTg3Nzk=