Les in Lezen Onderzoekslijn 1 Rapport

Les in Lezen: Onderzoeksluik 1 – Umbrella review van effectief leesonderwijs 71 respectievelijk toegepast door de volledige klasgroep tegelijk, en niet in een kleine groep zoals in de meeste andere studies. In de meeste interventies wordt op verschillende strategieën ingezet, waarbij de onderzoekers een onderverdeling maken tussen strategieën die voor het lezen (bv. voorspellen, leesdoelen stellen), tijdens het lezen (bv. vragen stellen, informatie afleiden) en na het lezen (bv. samenvatten, memoriseren) ingezet worden. De studie toont aan dat instructie in strategieën voor leesbegrip in een klassikale setting gemiddeld genomen een effect heeft op het leesbegrip van leerlingen. Het effect is opnieuw groter wanneer leesbegrip gemeten wordt op basis van door onderzoekers ontwikkelde toetsen dan met standaardtoetsen. Het effect blijft bovendien bestaan bij een follow-up meting. Verder hebben de onderzochte interventies ook een effect op het correct kunnen toepassen, de kennis en het zelf gerapporteerde gebruik van de strategieën. De interventies blijken bovendien effectief te zijn voor zowel doorsneeleerlingen als voor leerlingen met (risico op) leesmoeilijkheden. De sterkte van het effect is afhankelijk van enkele factoren: grotere effecten worden bereikt met door onderzoekers ontwikkelde toetsen en met interventies met welbepaalde strategie. Interventies die gericht zijn op de strategie om een leesdoel te stellen hebben een groter effect dan interventies zonder deze strategie. Voor de strategieën een mentale voorstelling maken, memoriseren, gebruik van graphic organizers of een andere vorm van visuele voorstellen, en strategieën gericht op direct begrip zoals een woord uitleggen of opzoeken, en een stukje herlezen zien we een tegengesteld effect: interventies die één van deze strategieën includeren in het totaalpakket blijken minder effectief. Verder modereren ook een aantal methodologische studiekenmerken (bv. type controlegroep en controle voor hiërarchische structuur van data) het effect, waarbij het telkens de studies met een sterker design zijn die lagere effecten genereren. Het effect van de interventie bleek ten slotte niet afhankelijk van andere onderzochte factoren (bv. timing van de instructie, didactische aanpak en duur/intensiteit/totale contacttijd). Twee studies onderzochten de impact van instructie in tekststructuren op begrijpend lezen van informatieve teksten. Hebert et al. (2016) gingen dit na bij leerlingen van het tweede leerjaar tot en met het zesde secundair. De onderzochte tekststructuren zijn beschrijving, opeenvolging, vergelijking/contrast, oorzaak/gevolg en probleem/oplossing. Tijdens de instructie leerden leerlingen hoe ze kennis van tekststructuren kunnen inzetten om hun leesbegrip te vergroten (bv. door tekststructuren te herkennen, vragen over tekststructuren te beantwoorden of een tekst te schrijven in één of meerdere tekststructuren). De resultaten tonen aan dat instructie in tekststructuren het leesbegrip van informatieve teksten vergroot. Het effect is alweer beduidend groter wanneer dit gemeten wordt op basis van door onderzoekers ontwikkelde toetsen dan op basis van standaardtoetsen, en dit effect blijft zichtbaar bij een follow-up meeting met een mediaan van zeven dagen, wat getuigt van een tijdelijke kennistransfer naar de leespraktijk. Voor een transfer naar een ander teksttype is de evidentie minder overtuigend: het effect van instructie in één type tekststructuur op het begrijpen van een tekst met een ander (niet-gezien) type structuur is marginaal significant. Hebert en collega’s stelden tevens vast dat instructie in tekststructuren ook het leesbegrip van leerlingen met leesmoeilijkheden sterk vergroot. De sterkte van het verband tussen instructie in tekststructuren en leesbegrip is afhankelijk van een aantal factoren: de hoeveelheid tekststructuren, schrijven tijdens de instructie, en het werken met een controlegroep. Zo blijkt dat de effectgrootte beïnvloed wordt door het aantal aangeboden tekststructuren: hoe meer tekststructuren worden aangeboden aan leerlingen, des te sterker wordt het effect van de instructie op hun leesbegrip. Ook stijgt het leesbegrip sterker wanneer leerlingen schrijven tijdens de instructie (bv. nota’s nemen, schriftelijk vragen beantwoorden, een paragraaf schrijven als antwoord op een tekst). Wanneer de controlegroep echter een alternatieve leesinterventie krijgt (i.p.v. de business-as-usual-conditie), dan daalt het effect van de instructie in tekststructuren op leesbegrip.

RkJQdWJsaXNoZXIy MTg3Nzk=