Les in Lezen: Onderzoeksluik 1 – Umbrella review van effectief leesonderwijs 70 beantwoord worden wanneer de leerling hints en aanwijzingen uit de tekst correct kan identificeren en verwerken. Instructie op het vlak van ‘inferenties maken’ blijkt een klein effect te hebben op letterlijk begrip, een matig effect op algemeen leesbegrip, en een groot effect op inferentieel begrip. Deze inferentie-instructie bleek bovendien vooral voordelig voor minder vaardige lezers. Ze profiteren van deze instructie, zowel bij tests met letterlijke vragen (letterlijk begrip) als bij tests met inferentiële vragen (inferentieel begrip), terwijl sterkere lezers enkel lijken te profiteren van de instructie ten aanzien van hun inferentieel begrip, en dit in dezelfde mate als minder vaardige lezers. De auteur vermoedt dat dit komt doordat minder vaardige lezers in de interventie hebben geleerd om de tekst aandachtiger te lezen en daardoor ook een beter letterlijk tekstbegrip opbouwen. Er zijn ook enkele mediërende variabelen. Zo blijkt een inferentie-instructie effectiever wanneer deze instructie wordt gegeven in kleine groep (<10 leerlingen), althans voor wat betreft het inferentieel begrip. Bovendien blijkt er al een effect zichtbaar na een relatief korte instructieperiode (zijnde 10 uur), ondanks het feit dat inferenties leren maken wordt beschouwd als een moeilijk aan te leren vaardigheid. Twee andere studies bekeken het effect van leesinstructie aan de hand van digitale tools op leesbegrip. Xu et al. (2019) onderzochten dit via intelligente computergebaseerde begeleidingssystemen (‘ITS, intelligent tutoring systems’) bij kleuters en leerlingen in het lager en secundair onderwijs. Deze computergebaseerde leeromgevingen hebben een begeleidings-component die leerlingen adaptieve en onmiddellijke feedback geeft. Ook modelleren ze bijvoorbeeld hoe leerlingen strategieën kunnen inzetten voor tekststructuur en bieden ze hun, gebaseerd op de leerlingprestaties, voortdurend feedback en scaffolding (d.i. het gebruik van hulpmiddelen, strategieën en handleidingen om leerlingen te ondersteunen bij het reguleren van hun leren; Lajoie, 2005, p. 547) door hun voortgang op te volgen. Hoewel Xu en collega’s een medium effect van intelligente begeleidingssystemen op leesbegrip vonden, bleek dit zwakker te zijn dan wanneer eenzelfde soort instructie gegeven werd door een persoon (human tutoring), tenzij het systeem langer dan 3 maanden en meer dan 75 minuten per week werd ingezet. Wel is het effect van deze systemen op leesbegrip groter dan het effect van een klassikaal en traditioneel programma voor begrijpend lezen zonder extra begeleiding. De auteurs concluderen dat ‘intelligent tutoring systems’ een haalbare en effectieve kans bieden om toegankelijke instructie voor leesbegrip te voorzien op school. Ook ter Beek et al. (2018) poogden de inhoud, focus, aanbiedingswijze alsook de effecten van digitale scaffolding op begrijpend lezen in kaart te brengen bij leerlingen van het zesde leerjaar tot vijfde secundair. Ze hadden hierbij zowel aandacht voor cognitieve, meta-cognitieve en motivationele scaffolds in een digitale omgeving. Hoewel de primaire studies die werden opgenomen in de review effecten van verschillende types scaffolding op leesbegrip aantoonden, konden ter Beek et al. geen algemene conclusies trekken over de effectiviteit (van specifieke kenmerken van scaffolding) door het gebrek aan gedetailleerde informatie over de opbouw en inhoud van de scaffolds beschreven in de primaire studies. Dit weerhield hen ook overkoepelende effectgroottes te rapporteren. Op basis van een puur beschrijvende analyse besluiten ze wel dat cognitieve scaffolds het meest worden gebruikt, gevolgd door meta-cognitieve scaffolds. 3.4.4.2 Leesstrategieën Okkinga et al. (2018) gingen na wat de impact is van instructie in strategieën voor leesbegrip in een klassikale setting vanaf het derde leerjaar tot en met het tweede secundair op het begrijpend lezen van leerlingen. Tijdens dergelijke interventies worden leesstrategieën aangeleerd aan en ingeoefend
RkJQdWJsaXNoZXIy MTg3Nzk=