Les in Lezen: Onderzoeksluik 1 – Umbrella review van effectief leesonderwijs 61 3.3.3 Andere schriftelijke vaardigheden (OV) -> Vloeiend lezen (AV) Onze review levert één studie op die het effect onderzoekt van interventies met een focus op andere schriftelijke vaardigheden dan alleen voorbereidende leesvaardigheden en componenten van lezen, meer bepaald het effect van expliciete spellinginstructie op vloeiend lezen. Graham en Hebert (2011) focussen specifiek op spelling- en schrijfinstructie. De auteurs splitsen hun onderzoek op in verschillende meta-analyses waarin ze o.a. focussen op het effect van zins- en spellinginstructie op lezen. Vanwege het beperkt aantal primaire studies moeten de resultaten met de nodige voorzichtigheid geïnterpreteerd worden. Ze geven wel een indicatie dat instructie in spelling niet alleen een matig effect heeft op het vlot lezen maar ook dat instructie in zinsconstructie en spelling het vloeiend lezen van leerlingen van het eerste leerjaar tot het eerste secundair een matig efect heeft op hun leesvloeiendheid. Tussentijdse conclusie Als het gaat om de invloed van andere schriftelijke vaardigheden zoals spelling, onthouden we dat het expliciet geven van instructie over spelling en zinsconstructies het vloeiend lezen van leerlingen kan versterken (Graham & Hebert, 2011). 3.3.4 Focus op doelgroepen Onze review omvat vier studies die voor hun onderzoek naar vloeiend lezen focussen op bepaalde doelgroepen in plaats van een brede leerlingenpopulatie: (1) leerlingen met leesmoeilijkheden (drie studies) en (2) leerlingen met een andere thuistaal die de onderwijstaal nog leren (één studie). 3.3.4.1 Leerlingen met (een risico op) lees- en/of spellingmoeilijkheden Gersten et al. (2020) bekeken in welke mate leesinterventies effectief zijn voor de leesvaardigheid van leerlingen met een risico op leesachterstand, waaronder vloeiend lezen (eerste tot het derde leerjaar). De onderzochte interventies omvatten activiteiten die risicolezers preventief ondersteunen door de onderwijstijd te verlengen, bijvoorbeeld door het aanbieden van verlengde instructie. Interventies duurden minimum acht uur en werden aangeboden aan kleine groepjes leerlingen of individueel, zowel binnen als buiten schoolcontext, tijdens het schooljaar of tijdens de zomervakantie. Elke interventie behandelt verschillende aspecten van het lezen – fonologisch bewustzijn, decoderen, leesvloeiendheid, spelling en soms ook schrijven. Bijna alle interventies behandelen ook leesbegrip op een manier, alhoewel slechts enkele dit in detail beschrijven. Ook includeren ze doorgaans systematische expliciete instructie van woordlezen (phonics) en het vloeiend lezen van passages (passage reading fluency). De onderzoekers stellen vast dat de preventieve interventies een matig effect hebben op de (algemene) leesvaardigheid. Uit de moderatoranalyse blijkt ook een effect voor vloeiend lezen hoewel dit minder groot is dan voor woord- en pseudowoordlezen. De moderatorenanalyse laat verder zien dat interventies met een component fonologisch bewustzijn minder impact hebben en interventies met een component spelling of schrijven het beter doen dan de overige interventies. Gersten en collega’s onderzochten ook of het verband tussen de interventies en leesvaardigheid afhankelijk is van een aantal andere variabelen gekoppeld aan de studiekenmerken (o.a. design, vergelijkingsgroep, jaargroep, risicostatuut van leerlingen, type test, groepsgrootte, intensiteit van de interventie), maar geen van allen had een significant verband met vlot technisch lezen.
RkJQdWJsaXNoZXIy MTg3Nzk=