Les in Lezen Onderzoekslijn 1 Rapport

Les in Lezen: Onderzoeksluik 1 – Umbrella review van effectief leesonderwijs 59 context van een betekenisvolle tekst of zijn meer intensieve interventies nodig om een effect te bereiken. De onderzoekers konden wel een sterk effect rapporteren op andere uitkomstmaten voor technische (voorbereidende) vaardigheden zoals fonologisch bewustzijn, decoderen en spelling. Tussentijdse conclusie Snel serieel benoemen (RAN) blijkt niet alleen een significante relatie te hebben met het lezen van woorden en pseudowoorden maar ook met het vloeiend lezen van teksten (Araujo et al., 2015). Verder leverde onze umbrella review slechts één studie op die de impact nagaat van voorbereidende leesvaardigheden en vloeiend lezen. Hierbij ging het specifiek om morfologische kennis. Op basis van deze studie van Goodwin & Ahn (2013) kunnen we niet aantonen dat er een impact is van morfologische interventies op het vloeiend lezen van tekst. We moeten deze bevinding echter met de nodige voorzichtigheid interpreteren omdat de karakteristieken van de uitkomstmaat en de intensiteit van onderzochte interventies een rol kan spelen. 3.3.2 Algemene leesvaardigheid (OV) -> Vloeiend lezen (AV) Drie studies onderzochten de relatie tussen algemene leesvaardigheid en vloeiend lezen. Kim & Quinn (2013) onderzochten het effect van zomerleesinterventies. Abrami en collega’s (2019) gingen het effect na van een computergestuurde aanpak voor leesvaardigheid. Tot slot onderzochten Amendum en collega’s (2018) de samenhang tussen de moeilijkheidsgraad van een tekst en vloeiend lezen. Kim & Quinn (2013) onderzochten het effect van zomerleesinterventies (in de VS en Canada) op o.a. het vloeiend lezen bij kleuters en leerlingen van het basisonderwijs. De interventies vonden ofwel plaats via (1) klassikale leerkrachtgestuurde lessen op school, in de bibliotheek of een openbare organisatie ofwel (2) thuis via leesactiviteiten die door kinderen zelf geïnitieerd worden. De leerkrachtgestuurde lessen bevatten onderzoeksgebaseerde componenten: fonologisch bewustzijn, decodeervaardigheid, hardop lezen, leeswoordenschat en leesbegrip. De onderzoekers rapporteren een klein, maar betekenisvol effect van de interventies op het vloeiend lezen voor interventies op school en thuisinterventies. Dit effect is vergelijkbaar met andere leesmaten zoals leesbegrip. Hoewel er geen verschil is tussen leerkrachtgestuurde interventies en thuisinterventies en het effect significant is als beide groepen worden samen genomen, blijkt dit effect te vervallen wanneer er enkel de thuisinterventies in beeld zijn. Mogelijk is het aantal primaire studies hier van invloed op. Uit de moderatorenanalyse blijkt de aanwezigheid van een onderzoeksgebaseerde component het algemene effect van de interventies nog te versterken. Bovendien hebben de interventies des te meer effect bij kinderen uit gezinnen met een laag inkomen, maar het effect blijft voor vloeiend lezen ook bij een mix van inkomensgroepen significant. Andere moderatoren zoals groepsgrootte, omvang en intensiteit van de interventie, voorafgaande training enz. hebben geen impact op de resultaten. Abrami et al. (2019) onderzochten het effect van de computergestuurde leesvaardigheids-interventie ABRACADABRA op de leesuitkomsten van lagere schoolleerlingen (zie de vorige hoofdstukken voor meer informatie). Hoewel de auteurs wel een effect rapporteren van het programma op maten van woord- en pseudowoordlezen, kunnen ze geen significant effect aantonen voor een gecombineerde maat van leesvloeiendheid waaronder het expressief lezen van teksten. Amendum et al. (2018) gingen de samenhang na tussen de moeilijkheidsgraad van een tekst en vloeiend lezen en leesbegrip (zie Hoofdstuk 3.4 Begrijpend lezen) van beginnende lezers tot leerlingen

RkJQdWJsaXNoZXIy MTg3Nzk=