Les in Lezen Onderzoekslijn 1 Rapport

Les in Lezen: Onderzoeksluik 1 – Umbrella review van effectief leesonderwijs 44 Over het algemeen voorspellen de screeningsinstrumenten verschillende leesvaardigheden op hetzelfde moment behoorlijk goed maar voor screeners die focussen op voorbereidende leesvaardigheden zoals het identificeren van het beginfoneem, benoemen van letternamen en letterklanken zijn er geen betrouwbare correlatiecoëfficiënten met leesuitkomsten. Als het gaat om het voorspellen van leesvaardigheid op een later tijdstip (variërend tussen 3 en 88 maanden) rapporteren de onderzoekers gemiddeld genomen een matige tot sterke samenhang tussen de screeners en vlot technisch lezen zowel van woorden en tekst. Foneemsegmentatie vertoont een matige samenhang met het decoderen en lezen van woorden en hardop lezen van tekst. Het benoemen van letternamen vertoont een grote samenhang met deze uitkomstmaten voor vlot lezen. Voor het identificeren van het beginfoneem en het maken van grafeem-foneemkoppelingen zijn er geen aparte correlaties met vlot lezen. De onderzoekers keken na of het aantal maanden tussen de screener en de uitkomst van invloed was op de resultaten maar deze analyse leverde weinig op wegens gebrek aan statistische power. Hjetland et al. (2020) onderzochten onder meer welke variabelen op kleuterleeftijd samenhangen met het latere technisch lezen op woordniveau in het lager onderwijs. Kinderen in de primaire studies werden opgevolgd tot het zesde leerjaar. Onafhankelijke variabelen voor beginnende geletterdheid waren fonologisch bewustzijn (uitgesplitst naar foneembewustzijn en rijmbewustzijn), letterkennis en snel serieel benoemen (c.q. het snel kunnen benoemen van bekende, alledaagse voorwerpen). De variabelen fonologisch bewustzijn en letterkennis laten eenzelfde matige positieve correlatie zien met lezen van woorden op latere leeftijd. Voor snel serieel benoemen is de relatie negatief, wat er op wijst dat kleuters die beter zijn in het snel benoemen (en dus minder benoemtijd nodig hadden op de test) later beter zijn in het lezen van woorden. Hoewel de samenhang tussen beginnende geletterdheid en woordlezen matig is, stellen de onderzoekers grote verschillen vast tussen de studies die ze in hun analyse opnamen. Om die reden bekeken ze bijkomend of de sterkte van de samenhang tussen de voorspeller en de latere vaardigheid in woordlezen op haar beurt samenhing met bijvoorbeeld de leeftijd waarop de toetsen werden afgenomen, het type toets dat werd gebruikt, het aantal jaren leesinstructie dat kinderen hadden gekregen of de omvang van de studie. Dat blijkt evenwel niet het geval te zijn. Ook Araujo et al. (2015) gingen de relatie na tussen snel serieel benoemen (RAN) en leesuitkomsten. In de maten voor snel serieel benoemen ging het erom een bekende stimulus (o.a. letters, cijfers, plaatjes, kleuren) zo snel mogelijk correct te kunnen benoemen. Araujo en collega’s rapporteren een matige samenhang tussen snel serieel benoemen en het lezen van woorden en pseudowoorden. De samenhang met het lezen van woorden is overigens sterker dan met het lezen van pseudowoorden. Ook blijkt uit de moderatoranalyse dat de relatie tussen het snel serieel benoemen van cijfers of letters en vlot lezen in schriftsystemen waarin er geen één-op-één relatie is tussen grafemen en fonemen sterker dan in transparante schriftsystemen. Goodwin en Ahn (2013) focusten op een specifieke component van taalbewustzijn, namelijk morfologie en gingen de impact na van morfologische interventies op het technisch kunnen lezen van woorden en tekst bij beginnende lezers tot het derde secundair. In deze interventies leren leerlingen om morfemen in woorden (d.w.z. wortels en affixen) te identificeren en te analyseren. Zo leren ze bijvoorbeeld dat het voorvoegsel dys- staat voor gebrekkig, gestoord in dys-lexie, dys-orthografie, dyscalculie. Of ze leren om de betekenis van een ongekend woord zoals dyskwalificatie af te leiden aan de hand van de morfemen (affixen dys- en - eren, wortel kwaliteit). Vaak worden meerdere componenten gecombineerd: het inzicht in de morfologische structuur van woorden verbeteren, de kennis van betekenissen van affixen en roots verbeteren, strategieën helpen ontwikkelen om

RkJQdWJsaXNoZXIy MTg3Nzk=