Les in Lezen: Onderzoeksluik 1 – Umbrella review van effectief leesonderwijs 38 vooral voor leerlingen uit het kleuteronderwijs en uit het eerste leerjaar. Er ontbreken echter belangrijke onderzoeksdata, en er is te veel variatie tussen de verschillende studies om hieruit conclusies te trekken. 3.1.4.2 Leerlingen met (een risico op) lees- en spellingsmoeilijkheden Snowling et al. (2016) bestudeerden de impact van interventies op de voorbereidende schriftelijke leesvaardigheid van kinderen die vanuit het gezin risico lopen om leesmoeilijkheden te ontwikkelen van kleuter tot eind secundair. Vaak werden deze kinderen getypeerd als leerlingen met dyslexie. De studie vermeldt een grote variëteit aan verschillende interventies (bv. van tutoring tot ouders die dialogisch lezen met hun kinderen), maar bijna altijd omvatten deze interventies training in letterkennis en fonemisch bewustzijn. De auteurs stellen vast dat de resultaten uit interventiestudies veelbelovend zijn voor het bevorderen van fonemisch bewustzijn en letterkennis bij metingen direct na de interventie, maar niet erg bemoedigend zijn bij overdracht naar de vervolgtesten. Het effect is klein, en niet langdurig. Dit suggereert dat het voor risicolezers moeilijk is om hun leeftijdsgenoten in te halen als hun (voorbereidende) leesvaardigheid eenmaal verzwakt is. Bovendien zijn deze studies over het algemeen van slechte kwaliteit en is het bewijs daarom beperkt. McArthur et al. (2018) gingen het effect na van phonics-training op de voorbereidende leesvaardigheden van Engelstalige ‘zwakke lezers’ tussen vijf en zestien jaar. Meer specifiek keken ze naar het effect op de fonologische vaardigheden: hiermee verwijzen ze niet alleen naar het fonologisch bewustzijn, maar ook naar fonologische procesvaardigheden zoals het correct uitspreken van pseudowoorden. Deze interventies omvatten: letters/letterclusters in een woord identificeren, letters/clusters correct verklanken (o.b.v. de klanktekenregels) en deze klanken plakken tot een woord dat luidop gezegd kan worden. Belangrijk om mee te nemen is dat alle onderzochte interventies in een kleine groep of in een één-op-één-setting plaatsvinden. De onderzoekers vinden onvoldoende evidentie voor een effect op de fonologische vaardigheden van zwakke lezers. Effecten zijn er wel voor andere vaardigheden. De auteurs planden op voorhand ook een moderatoranalyse maar kunnen deze door het lage aantal studies niet uitvoeren. Goodwin en Ahn (2010) onderzochten de impact van morfologische interventies bij lezers tot en met het derde secundair met moeilijkheden op het vlak van technisch lezen en/of begrijpend lezen en/of mondelinge taalvaardigheid. De interventies konden verschillende doelen hebben: geletterdheid in het algemeen, lezen, spelling, woordenschat, enz. In de meeste interventies bestond de morfologische component naast andere componenten. Slechts in een minderheid werd enkel op morfologische instructie gefocust. Goodwin en Ahn stellen over het algemeen een klein effect vast van dergelijke morfologische interventies op woordenschat en fonologisch bewustzijn. De grootste effecten zijn te zien bij morfologisch bewustzijn, fonologisch bewustzijn en woordenschat. Dit effect blijkt vooral veroorzaakt door interventies die naast de morfologische component nog andere componenten opnemen. Zhang en Joshi (2019) gingen na of personen met hyperlexie verschillend scoren op het vlak van de voorbereidende leesvaardigheden luisterbegrip, fonemisch bewustzijn en verbaal geheugen in vergelijking met personen zonder hyperlexie. Ze verzamelden hiervoor onderzoeksdata uit studies met kinderen (vanaf 4 jaar) en volwassenen.
RkJQdWJsaXNoZXIy MTg3Nzk=